Hamit Karakus over de wijkaanpak: De wijk is niet politiek

13 november, 2019 - Webredactie

Hamit Karakus is algemeen directeur van kennis- en netwerkorganisatie ­Platform31. De organisatie houdt zich bezig met maatschappelijke vraagstukken op lokaal niveau. Hij opent over twee weken het LPB Congres, en VNG Magazine ging bij hem langs. Als ­wethouder van Rotterdam stond hij in 2011 aan de basis van het Nationaal ­Programma Rotterdam Zuid, een ambitieuze aanpak van Rijk, gemeente, ­woningcorporaties, onderwijsinstellingen en andere partners om Zuid weer leefbaar te maken. Zijn ervaringen met dit programma neemt hij graag mee naar Capelle aan den IJssel wanneer hij daar op 21 november het LPB-congres Into a new decade opent.

Een van de thema’s is de inclusieve ­samenleving. Voelt iedereen zich wel ­betrokken bij de wijk, wordt niemand uitgesloten, houden we echt rekening met elkaar?
Het onderwerp houdt Karakus bezig. De wijk is volgens hem het niveau om mensen bij de samenleving te betrekken. Want de wijk is de schaalgrootte die voor de bewoners herkenbaar is, waar ze een identiteit aan kunnen ontlenen. ‘Ik ben opgegroeid in Steenwijk, als je daar op straat anderen niet groette, werd je erop aangesproken: wat is er aan de hand? Dat gebeurt in een wijk niet meer, we zijn een beetje vreemden van elkaar geworden.’

Niet alleen Steenwijk, heel Nederland had een cultuur waarin het heel gewoon was om voor elkaar te zorgen. ‘Het ­begon rondom kerken, verzorgingshuizen, nonnen; gemeenschappen die voor elkaar opkwamen. Corporaties zijn daaruit ontstaan, ­sommige zorgverzekeraars ook. Het is ons niet vreemd. Maar de samenleving is veranderd, we zijn individualistischer geworden. Dat heeft invloed op de ­connectiviteit in de samenleving.’

We moeten, zegt Karakus, ervoor zorgen dat de mensen in de wijk niet meer ­anoniem zijn. Want anonimiteit betekent dat mensen geen onderdeel van de wijk meer zijn, wat ondermijnend ­gedrag in de hand kan werken. ‘Dus moet je ervoor zorgen dat mensen weer opkomen voor de wijk, dat die weer van hen wordt.’

Ontmoeten
Uit onderzoek blijkt ook dat de bewoners dat willen. ‘Als je in de wijken naar de wensen van de bewoners vraagt, gaan de antwoorden minder dan vroeger over de kwaliteit van de woningen en meer over de zachte kant van de samenleving. Mensen willen elkaar ontmoeten, dat zit in de menselijke aard, ongeacht de ­culturele achtergrond. Ontmoeten betekent naar mijn mening dat je van elkaar leert, elkaar niet als een bedreiging ziet maar als onderdeel van de samenleving.’

Eigenlijk, zegt Karakus, moeten we terug naar de tijd dat de wijkagent, de maatschappelijk werker en de woningcorporatie samen ‘ontzettend veel’ van de wijk en de bewoners wisten. ‘Een stad moet mensen verbinden. Hoe je dat doet, is een opgave voor de wijk.’

Dat kan met kleine, fysieke voorzieningen. De aanleg of inrichting van een plein, een koffiehoek in een supermarkt. Karakus: ‘Hoe je bouwt en hoe je een stad of wijk ontwikkelt, hangt af van je vertrekpunt. Als je het belangrijk vindt dat mensen elkaar ontmoeten, dan ga je daar op focussen, dat moet het eerste speerpunt zijn. Dat kan een plein zijn, een zwembad, een koffiecorner, een leeshoek bij de supermarkt. Het is niet zo ingewikkeld. Als we een relaxte wijk willen, dan organiseren we dat met ­elkaar. Het fysiek domein kan daarin enorm ondersteunend zijn. Je ziet dat marktpartijen, supermarkten, bakkers en kapperszaken dat oppakken. Het gebeurt dagelijks.’

Relaxed, het woord komt regelmatig terug in het gesprek. Ontspannen met elkaar omgaan. ‘Als een samenleving een rustige samenleving is, accepteer je veel meer van elkaar dan wanneer je altijd in een gespannen sfeer zit. Mensen maken zich nu zorgen, over de toekomst, hun baan, de zorg, hun pensioen. Zij moeten erop kunnen vertrouwen dat er iemand voor hen klaarstaat als dat nodig is. Dat is nu niet het geval. We hebben er met elkaar belang bij om die rust in de ­samenleving terug te brengen.’

De vraag is dan ook: wat voor soort ­samenleving willen we zijn? ‘Opkomen voor elkaar, elkaar ruimte geven, ­verschillen accepteren, zo ken ik Nederland, dat zit diep in de mensen. Ik zie in de wijkculturen gelukkig nog veel voorbeelden van mensen die nog voor elkaar opkomen, maar ik zie ook de problemen van vereenzaming. De vraag is of we wel de juiste weg bewandelen om die rust terug te krijgen.’

Signaal
Vooralsnog lijkt de samenleving alleen maar verder te polariseren in plaats van te verbinden. Karakus ziet dat als een signaal. ‘En als we dat niet oppakken, er niets mee doen, dan wordt het erger, dan voelen mensen zich onbegrepen. Ik interpreteer het als een teken dat ­mensen betrokken willen worden, een volwaardig lid van de samenleving willen zijn.’

Insluiting dus, in plaats van uitsluiting. Karakus: ‘Ik denk dat mensen van insluiting echt gelukkiger worden, welke afkomst ze ook hebben. Vraag aan nieuwkomers hoe ze willen wonen, dan is het antwoord: in een gemengde wijk, naast Nederlanders, in een goede en veilige wijk met een goede school in de buurt. Hun woonwensen zijn ­honderd procent identiek aan die van Nederlanders, alleen over de indeling van de woning verschillen de meningen een beetje.’

Toch blijft het vraagstuk van de integratie in de wijk hardnekkig. Het is ook een lastige discussie, erkent Karakus. ‘Maar wat is integratie eigenlijk? Vroeger was je geïntegreerd als je de taal sprak en de regels kende. Van de derde generatie jongeren kun je niet meer zeggen dat ze geen Nederlands spreken en de regels nog niet kennen. Sterker, die kennen ze hartstikke goed want ze weten precies wat wel en wat niet mag. Misschien zijn ze in die zin wel overgeïntegreerd.’

Volhouden
Wat betekent dit alles voor de professionals in de wijk? Karakus: ‘Nederland stond altijd goed bekend om z’n wijkaanpak. Dat is de afgelopen jaren ook onze redding geweest. Rijksbeleid is verschoven naar lokaal beleid, dus de laatste jaren had het Rijk voor wijken niet echt aandacht meer. De leefbaarheid van de wijken die op orde waren, gaat nu weer achteruit. Er leven 700.000 mensen in gebieden die qua leefbaarheid onvoldoende scoren. We hadden er ontzettend veel in geïnvesteerd, maar die aandacht is in een keer gestopt. Dat is zonde, dat hadden we door moeten zetten.’

Hij heeft het als wethouder in Rotterdam ook meegemaakt. ‘We hadden in de Tarwewijk afspraken gemaakt met politie, met woningcorporaties, noem maar op, om die wijk de volle aandacht te geven. En dan kwam het moment dat het beter ging, toen had het ineens geen prioriteit meer. Dat is juist niet de ­bedoeling, je moet dan volhouden.’

De aandacht voor wijken moet niet ­eenmalig zijn, maar blijvend. Gelukkig, zegt Karakus, krijgt het Rijk geleidelijk weer aandacht voor de leefbaarheid in de wijken. ‘Dat zie je terug in de woondeals en de citydeals, het Rijk is zoekende naar zijn nieuwe rol.’

Depolitiseren
Wat hij ook heeft geleerd: wijkaanpak is een gedeelde verantwoordelijkheid. ‘Je moet het met je partners doen. Het is niet alleen een zaak van de gemeente, maar ook van de zorgorganisaties, de politie, de corporaties, het onderwijs. Dat hebben we in het Nationaal Programma Rotterdam Zuid ook gedaan: commitment uitgesproken, met ­einddoelen voor de lange termijn. En omdat het een langetermijnprogramma is, moest het uit de sfeer van de politiek worden gehaald. Een wijk is niet politiek. In een wijk heb je te maken met mensen die zorgen hebben, vereen­zamen, achterstand hebben, kwetsbaar zijn. Juist die mensen moet je in ­bescherming nemen, dat is niet politiek. Daarvoor moet je een programma hebben dat collegeoverstijgend is. Je ziet vaak dat een wethouder in vier jaar tijd iets wil realiseren, maar dat is voor een wijkaanpak niet reëel. Het leefbaar maken van dit soort wijken duurt een generatie, daarom moet je het depolitiseren.’

Karakus’ keuze om voor het Nationaal Programma Rotterdam Zuid Marco ­Pastors, kopman van Leefbaar Rotterdam, te vragen als directeur, leverde hem veel kritiek op. Ook vanuit de ­wijken. ‘Er was onbegrip, Pastors zou iemand zijn die een uitgesproken mening heeft. Ik vind: je moet onderscheid maken tussen politiek en wat mensen kúnnen. En ik wilde iemand die niet alleen maar aan het mooipraten is, maar ook kritisch is. Op zo’n positie moet de politieke mening achterwege blijven en dien je de samenstelling van de samenleving te accepteren. Iedereen moet erop vooruitgaan en zich thuis voelen. Marco doet dat mijns inziens goed.’

Dit artikel verscheen eerder op http://www.vng.nl