Balkon en stoep, de nieuwe ontmoetingsplaatsen

5 april, 2020 - Webredactie

Een Nederland waar we meer op elkaar letten en onderlinge verschillen minder groot zijn, daar nodigt deze Coronatijd ons voor uit. Daarom belicht Buurtwijs de acht lessen uit Wij in de wijk, een recente publicatie van Movisie.

‘Lange leve ons’, schreef Volkskrant columniste Sheila Sitalsing, reagerend op de wijze waarop Nederland omgaat met de pandemie. Ons? Is er een ramp nodig om het verdeelde Nederland tot onderlinge solidariteit te bewegen?Movisie publiceerde onlangs de publicatie ‘Wij in de wijk’ met 8 lessen om het contact tussen burgers te stimuleren. Met name het contact met burgers die kwetsbaar zijn en verder van ons af staan. Zijn deze lessen plotseling irrelevant geworden in het licht van de dramatische actualiteit? Nee. Als we ze langs lopen, wordt duidelijk dat de Coronacrisis juist extra bewijslast aandraagt voor hun relevantie.

1. Ontmoetingsplaatsen zijn cruciaal
Nu alle ontmoetingsplaatsen (cafeetjes, sportverenigingen, kerken, inloophuizen) hun deuren hebben gesloten, lijkt deze les op het eerste gezicht niet op te gaan. Maar bij nader inzien is deze meer dan ooit relevant.

Face to face ontmoetingsplaatsen zijn veelal verruild voor digitale ontmoetingsplaatsen. Zie de exploderende vrienden- en familieapps, de skype- en beeldschermcontacten met collega’s, docenten en allerhande coaches en hulpverleners. Online ontmoeten we elkaar, werken en studeren we door en spreken elkaar moed in. Er is ongekende saamhorigheid. Bovendien zijn er twee nieuwe fysieke ontmoetingsplaatsen bij gekomen: het balkon en de stoep. Daar staan we en zien we onze buren en overburen, en samen zingen en klappen we voor onze verplegers en artsen.

2. Aanwezigheid van een ‘opbouwwerker’
Deze naam hebben we bewust in de publicatie Wij in de wijk tussen haakjes gezet, omdat deze beroepsgroep vaak onder een andere naam en op een andere plaats hun werkzaamheden zijn blijven vervullen (kwartiermaker, sociale verbinder, buurtverbinder). Het moge duidelijk zijn dat we deze functie meer metaforisch moeten opvatten. Het gaat in deze Coronatijden vooral om het aanspreken van de opbouwwerker in jezelf.

Wat is de kern van een opbouwwerker? Dat is iemand die in staat is alle hulpbronnen te zien en te mobiliseren in gemeenschappen. En dat is precies wat vandaag de dag gebeurt. Ongekende talenten en hulpbronnen worden blootgelegd en aangeboord in gezinnen, organisaties en bedrijven. Zo kennen wij uit eigen waarneming iemand die plotseling boterkoeken ging bakken om de gezinsmoraal hoog te houden. Een talent dat hij decennialang verborgen had weten te houden. Bovendien, kijk goed naar onze premier en stel met ons vast dat hier in alles een opbouwwerker aan het woord is: een verbinder, een great communicator, een vasthoudende onvermoeibare energiebron en katalysator van een indrukwekkend aantal burgerinitiatieven (‘laten we een beetje op elkaar letten’).

3. Neem lichte overbruggende contacten serieus
Er is nog weinig empirisch onderzoek beschikbaar over de stroom aan burgerinitiatieven. Richten deze burgerinitiatieven zich vooral op de eigen dierbaren of juist ook op mensen die men niet of nauwelijks kent: personen uit andere sociaaleconomische kringen, leeftijdscategorieën of met een andere migratieachtergrond? Afgaande op de berichtgeving uit de media zijn we geneigd te zeggen dat het laatste zeker nu ook het geval is. Kloven, schotten, bubbles en cocons lijken even niet te bestaan.

Kijk alleen maar naar de microkosmos van het gezin waar ouders indrukwekkende overbruggende contacten weten te realiseren met recalcitrante pubers. En omgekeerd. Of ze dat lang volhouden is de vraag, toch is onze hypothese dat de Corona-crisis pubers en ouders – en familieleden in het algemeen – dichter bij elkaar brengt. Cruciaal is dat men elkaars pogingen tot bridging herkent en waardeert. Dus als zoonlief uit eigener beweging spontaan de vaatwasser leegruimt, accepteer dan dat hij zijn vuile sokken altijd precies naast de mand met vuile was mikt.

4. Kneuterigheid verdient een standbeeld
Op eindeloos veel plekken zijn Nederlanders aan het bakken (taarten, cupcakes), bijles geven, opvangen, knutselen, boodschappen en bloemen bezorgen. Al die kleine initiatieven vormen samen een machtig tegenwicht tegen de moedeloosheid die gemakkelijk op de loer ligt in deze angstige tijd. Natuurlijk zijn er ook structurele collectieve maatregelen nodig en die worden gelukkig ook allemaal afgekondigd, maar statistieken drukken je terneer en al die kleine verhaaltjes beuren je op. Laten we dit onthouden als de Coronacrisis achter de rug is. Onthoud ook dat het ouderwetse bordspel aan een stille terug- en zegentocht bezig is. Winkels in familiespelen doen goede zaken en bezorgen ze desgevraagd aan huis. Gezellig samen bij een kopje thee en een stukje boterkoek een bordspel spelen in plaats van gamen of Netflixen. Nieuwe kneuterigheid? Laten we voorzichtig zijn met deze diskwalificatie.

5. Verbind kinderen, oma’s en opa’s
Vooral de vitale opa’s en oma’s vervullen dezer dagen een heldenrol. Ze ontpoppen zich moeiteloos als juffen en meesters, en bieden overbelaste gezinnen de noodzakelijke respijtzorg. Bovendien brengen de kleinkinderen je ook in contact met tal van online gemeenschapen: de school, de clubjes, de vele andere ouders. Ze geven je het gevoel dat je er niet alleen voor staat.

Hier past natuurlijk wel een kanttekening bij de opa’s en oma’s die niet meer deze verbindende rol kunnen vervullen omdat ze broos en kwetsbaar zijn geworden. In sommige gevallen mogen hun kinderen hen zelfs niet meer bezoeken. Bij deze tragiek moeten we ons neerleggen. Het leert ons dat we soms machteloos staan om ons met anderen en zelfs met dierbaren te verbinden. We kunnen niet toveren. Als de Coronacrisis voorbij is, is het goed deze bescheidenheid vast te houden.

6. Streef gedeeld eigenaarschap na
Al die kleine projecten waar we nu zo veel over horen, zijn eigen projecten of projecten van kleine clubjes initiatiefnemers. Maar ze komen tot stand in een klimaat waarin overheden morele steun geven en wellicht ook financiële en praktische hulp, hoewel we dat laatste niet kunnen overzien. Nogmaals: empirisch onderzoek is niet beschikbaar. Maar toch, al die projecten en projectjes zijn samen ‘ons’ project waarin we schouder aan schouder optrekken tegen het Coronamonster. Natuurlijk is ieder eigenaar van zijn of haar initiatief, maar in figuurlijke zin delen we een collectieve ‘sense of ownership’. Laten we dat vasthouden als we straks niet de strijd tegen Corona aanbinden, maar tegen eenzaamheid, schuldenproblematiek en maatschappelijke uitsluiting in het algemeen.

7. Verstoor de aanwezige verbanden niet
Mensen zijn geneigd zich als eerste te verbinden met personen uit de eigen groep (bonding) en pas van daaruit durven ze voorzichtig stappen te zetten richting meer onbekende kringen (bridging). Laten we deze voorzichtigheid niet veroordelen. We moeten begrijpen dat de bekommernis van mensen zich in deze dagen als eerste richt op familie, vrienden, nabije collega’s en studie-, club- en kerkgenoten. Pas daarna is er de solidariteit met anderen. We kunnen niet iedereen definitief en blijvend uit zijn of haar hokje halen, hokjes geven ook beschutting. Goede ‘opbouwwerkers’ weten dat. Een recalcitrante puber krijg je maar tot op zekere hoogte uit zijn of haar cocon. Accepteer dat en vier elk stapje daarbuiten. Ook deze les in bescheidenheid houden we vast.

8. Blijf investeren in de sociale basis
Wat we hier voor ons zien, zijn twee parallelle ontwikkelingen: de terugkeer van de staat en de glorieuze manifestatie van de participatiesamenleving. Hier is de les dat de een niet zonder de ander kan. In de achterliggende jaren heeft de staat zich teruggetrokken. Met een grote verschraling van de sociale basis als gevolg. Juist ook in die domeinen waar beroepsgroepen werken die nu als vitaal worden aangemerkt (de onderwijzer, de verpleger, de wijkverpleegkundige, het wijkteamlid).

De burger kan veel. De huidige crisis laat het zien, maar deze inspanning is niet blijvend vol te houden. Hier richten we ons tot opbouwwerker Rutte. Een opbouwwerker denkt in processen. Lange adem en continuïteit kenmerken zijn handelingen. Het is de stip op de horizon waar hij op af koerst. Welke stip dat kan zijn, laat deze Coronacrisis zien: een Nederland waar we meer op elkaar letten en onderlinge verschillen minder groot zijn. Investeer daarin.

Dit artikel verscheen eerder op www.buurtwijs.nl

Lees en download hier de publicatie Wij in de wijk