“Omgevingswet bezorgt buurtbewoners nog meer buikpijn”

18 juni, 2021 - Webredactie

Dit artikel van Frans Soeterbroek verscheen eerder op www.socialevraagstukken.nl

De lang uitgestelde invoering van de omgevingswet is eindelijk nabij. Maar nog voordat ze wordt ingevoerd, is ze al weer achterhaald. Vooral buurtbewoners zijn de dupe, tenzij ze  gezamenlijk met gemeenten de wet naar hun hand weten te zetten.

Met horten en stoten naderen we de invoeringsdatum van de omgevingswet. Na herhaaldelijk uitstel lijkt het 1 juli 2022 te gaan gebeuren. In veel gemeenten wordt er al vast op vooruitgelopen, met het maken van omgevingsvisies, het aanpassen van het participatiebeleid en het in elkaar schuiven van planprocedures en regels.

Het verbaast me hoe stil het blijft in de wereld van buurt- en wijkdemocratie over deze wet terwijl er behoorlijk wat op het spel staat. Ik denk dat dit komt omdat de meeste mensen geen flauw idee hebben wat hen op dit punt te wachten staat. En wat er wel doorkomt is de door het Rijk en de ruimtelijke professionals geregisseerde feestmuziek: ‘eindelijk een integrale aanpak’, ‘meer ruimte voor initiatief’, ‘een kans op betere participatie’, ‘doe mee met het maken van een omgevingsvisie’.

De omgevingswet vormt echter een behoorlijke bedreiging voor wijken en buurten. Want wat is er aan de hand? De problemen die actieve buurtbewoners nu al ervaren in het ruimtelijk domein zullen door de wet nog groter worden: overvallen worden door plannen van ontwikkelaars en gemeente, burgerinitiatieven die gemarginaliseerd worden, te vrijblijvende participatie, grote afstand beleid en praktijk en haperende democratie.

Meer marktwerking in leefomgeving
De wet nodigt overheden uit om initiatiefnemers die zelf iets willen ontwikkelen actief te ondersteunen en hen ook zelf de communicatie met de buurt over hun plannen te laten voeren. Het begrip initiatiefnemer is een eufemisme voor uiteenlopende groepen zoals projectontwikkelaars, vastgoedeigenaren, corporaties, zorginstellingen, energiemaatschappijen en ook burgerinitiatieven.

Die burgerinitiatieven zullen (net als nu) meestal het nakijken hebben omdat er helemaal niets in de wet is geregeld over een gelijker speelveld noch over sturen op maatschappelijke waarden in plaats van grondexploitatie. Hoewel de wet pretendeert een bijdrage te leveren aan een meer integrale aanpak van de leefomgeving zit er juist een dikke saus over van ‘laat de marktwerking gewoon zijn werk doen.’

Daartegenover wordt de ruimte voor bewoners om daar, via de rechter en de Raad van State, een stokje voor te steken, beperkt.

Grotere afstand beleid en praktijk
De omgevingswet schrijft voor dat er maar 1 omgevingsvisie en 1 omgevingsplan mag zijn voor de hele gemeente. Zeker voor het instrument omgevingsplan is dat een behoorlijke breuk met de huidige praktijk waarbij voor buurten en zelfs concrete plekken aparte bestemmingsplannen worden gemaakt.

De vereisten in zo’n plan zullen in de regel veel algemener zijn opgesteld dan nodig is om maatwerk voor buurten te leveren. Ontwikkelaars zullen gemakkelijker zonder vergunning aan de slag kunnen gaan omdat ze al snel aan die algemene eisen voldoen. Daarnaast zal het beleid nog sterker gedicteerd worden door de keuzes op regionaal en gemeentelijk niveau en zullen buurtbewoners nog vaker horen te krijgen dat wat ze willen niet kan ‘binnen de kaders van het regionaal en gemeentelijk vastgesteld beleid.’

Wijkactieplannen die vaak wel met bewoners worden gemaakt, zullen daardoor nog meer het karakter krijgen van ‘leuke initiatieven van en voor de buurt die het beleid niet in de weg zitten.’

Nog vrijblijvender participatie
De grote klacht van buurtbewoners is dat ze veel te laat en veel te vrijblijvend (‘dat nemen we mee’) betrokken worden bij ruimtelijke plannen die doorgaans een groot effect hebben op hun leefomgeving. De omgevingswet regelt niets dwingends om dit anders te doen. Ze zegt niet wat participatie precies is noch wie er bij betrokken dient te worden. De wet spreekt over ‘belanghebbenden.’ Als klap op de vuurpijl is het de gemeenten verboden om zelf aan initiatiefnemers voor te schrijven of en hoe ze aan participatie moeten doen.

De enige verplichting is dat er bij een vergunningsaanvraag moet worden verantwoord of en wat er aan participatie is gedaan. Blijkt die participatie heel marginaal te zijn, dan is dat echter geen weigeringsgrond voor een vergunning. Het betekent dat gemeenten die ambitieuze dingen hebben geregeld over bewonersparticipatie en democratisering dat alleen maar van toepassing kunnen laten zijn op hun eigen beleid en plannen en niet op die van marktpartijen en andere initiatiefnemers.

Minder democratische controle
Een belangrijk instrument voor gemeenteraden en actieve bewoners is dat ruimtelijke plannen die niet voldoen aan het bestemmingsplan goedkeuring vereisen van de gemeenteraad. Dat geldt overigens ook voor aanpassing van het bestemmingsplan zelf.

Die zogeheten ‘buitenplanse’ vergunningen kan het college op grond van de omgevingswet straks op eigen houtje verlenen.

Aanpassing van het omgevingsplan gebeurt om de zoveel jaar automatisch door er alle afwijkende plannen en vergunningen in op te nemen. Deze vrijbrief kent maar 1 escape: de gemeenteraad kan een lijst opstellen van onderwerpen waarover ze zich het recht voorbehoudt om een (dwingend) advies uit te brengen bij het verlenen van zo’n buitenplanse vergunning.

Daarnaast kan ze ook een lijst opstellen van onderwerpen – dat zal in de regel om dezelfde onderwerpen gaan – waarbij participatie van bewoners verplicht is voor het verlenen van die buitenplanse vergunning.  Als beide lijsten niet worden gemaakt, hebben raad en bewoners het nakijken en is de ruimte voor deals tussen ambtenaren, bestuurders en ontwikkelaars tot het uiterste opgerekt.

Waar die lijst er wel is, hebben gemeenteraden maar 8 tot 12 weken de tijd om zelf nog onderzoek en participatie te organiseren. Daarna moet de vergunning verleend worden.

Hacken omgevingswet
Het moge duidelijk zijn dat juist op de punten waar buurtbewoners altijd al buikpijn van hadden, de omgevingswet er nog een schep bovenop doet. Dat komt doordat de wet is bedacht in de hoogtijdagen van het neoliberalisme. De inzet daarbij was het wegnemen van belemmeringen voor de marktwerking en het vergroten van de doorzettingsmacht voor projecten.

De tragiek is dat de wet wordt ingevoerd in een tijd dat we juist af willen van te veel marktwerking en een overheid die slecht naar de burger luistert. De wet is door de tijd ingehaald, maar ik vrees dat de trein niet meer tot stoppen zal worden gebracht.

Om toch positief te eindigen: gemeenten die dat willen, kunnen met enig kunst en vliegwerk de wet toch verbinden met een democratische agenda. Dat kan door beleid en plannen op te bouwen vanuit buurten en participatie, maar niet langer vrijblijvend.  De praktijk in steden als  Groningen en Amsterdam laten zien hoe dat kan uitpakken.

Die twee voorbeelden maken ook duidelijk dat je lef moet hebben om de wet naar je hand te zetten – ‘hacken van de omgevingswet’-  en deze niet slechts te volgen. Er is meer druk vanuit actieve bewoners en de professionals in wijken en buurten nodig om op veel meer plekken die kant op te bewegen, want het gaat bepaald niet vanzelf.

Kortom: we moeten wakker worden en samen bouwen aan een meer democratische praktijk in het omgevingsbeleid. Dan volgt de wetgeving uiteindelijk die praktijk wel.