Participatie casino

21 september, 2015 - Webredactie

door Martin van der Maas >>

Net als de meeste andere wijkwerkers werk ik op het grensvlak tussen de formele en de informele wereld. De zone dus waar de participatiesamenleving vorm krijgt, maar we zouden het ook een financieel casino kunnen noemen. Denk maar even mee.

Ik zit regelmatig bij wijk-overleggen met een mengsel van betaalde en onbetaalde krachten, terwijl ik de rechtvaardiging ervan soms maar moeilijk kan vinden. We werken op gelijke voet ten opzichte van elkaar en doen het allemaal voor de publieke zaak. Ik zie mensen die vele uren per week aantoonbaar hun buurt verbeteren, maar voor wie zelfs een vrijwilligersvergoeding al moeilijk te regelen is, en tegelijkertijd zie ik goedverdienende consultants op het stadhuis met een aanzienlijk minder waarneembare invloed op de kwaliteit van een buurt. De hoogste bazen voor wie zij werken zijn gemeenteraadsleden, die voor hun verantwoordelijke taak minder ontvangen dan iemand die in de bijstand zit. Publiek werk: haar verdiensten en haar nut gaan allesbehalve gelijk op.

De vrijwilligers van Buurtbemiddeling Den Helder leveren nuttige prestaties waar veel professionals niet toe in staat zijn. Zij krijgen niets betaald, maar hun cursusleider wel. Waarom dat verschil? Als ik een gezonde vrouw bardienst zie draaien in een buurthuis, dan denk ik weleens: waarom doe je datzelfde werk niet in de kroeg verderop, waar je elke avond met honderd euro naar huis gaat?

De verschillen zijn nog pregnanter bij publieke diensten die zijn ‘verparticipeerd’: veel wijkbibliotheken, busdiensten of jongerencentra werden jaren gerund met betaalde krachten, maar nu met vrijwilligers. Het gekke is: die zijn vaak nog gemakkelijk te vinden ook. Lovenswaardig vinden we het, al die mensen die zich zo belangeloos inzetten voor de samenleving. Blauwe plekken hebben ze ervan, van al die bestuurlijke schouderklopjes.

Behalve als diezelfde vrijwilligers een uitkering hebben. Dan verandert hun nuttige werk opeens in een schadelijke belemmering voor ‘echt’ werk. In theorie kunnen het zelfs de voormalige professionals zijn die in de bijstand zijn gezet. Zij krijgen voor hetzelfde werk nu niet meer betaald en zijn als beloning een last voor de samenleving geworden. Publieke held of publieke last: de twee kwalificaties liggen soms akelig dicht bij elkaar.

Ja, maar vrijwillig is vrijblijvend, hoor ik u denken. Daarom krijgen ze niets betaald. Maar die vlieger gaat niet op. Bij veel organisaties krijgen vrijwilligers een contract en een tevoren vastgelegd, niet-vrijblijvend werkrooster. Daar komt bij dat vrijwilligerswerk door de overheid in een steeds minder vrijblijvende context wordt geplaatst. Het morele beroep op een actieve bijdrage aan de samenleving groeit, hier en daar gestimuleerd met een ‘mantelzorgcompliment’, of met regelrechte dwang (werken voor je uitkering!). Dit alles maakt ‘onbetaald werk’ eigenlijk een betere term dan ‘vrijwilligerswerk’. Want sinds de afschaffing van de slavernij is elk werk toch vrijwillig?

De participatiesamenleving lijkt soms op een roulette, waar de balletjes met geld naar volslagen willekeurige cijfertjes rollen. Het is een vreemde wereld, waarin het nauwelijks is uit te leggen waarom voor publiek werk wordt betaald of waarom niet (meer). We moeten daarom op zoek naar een manier die de scherpe randjes van deze willekeur haalt. Voor mij vormt dit een van de sterkste argumenten voor een basisinkomen. Net als de meeste andere wijkwerkers werk ik op het grensvlak tussen de formele en de informele wereld. De zone dus waar de participatiesamenleving vorm krijgt, maar we zouden het ook een financieel casino kunnen noemen. Denk maar even mee.

Ik zit regelmatig bij wijk-overleggen met een mengsel van betaalde en onbetaalde krachten, terwijl ik de rechtvaardiging ervan soms maar moeilijk kan vinden. We werken op gelijke voet ten opzichte van elkaar en doen het allemaal voor de publieke zaak. Ik zie mensen die vele uren per week aantoonbaar hun buurt verbeteren, maar voor wie zelfs een vrijwilligersvergoeding al moeilijk te regelen is, en tegelijkertijd zie ik goedverdienende consultants op het stadhuis met een aanzienlijk minder waarneembare invloed op de kwaliteit van een buurt. De hoogste bazen voor wie zij werken zijn gemeenteraadsleden, die voor hun verantwoordelijke taak minder ontvangen dan iemand die in de bijstand zit. Publiek werk: haar verdiensten en haar nut gaan allesbehalve gelijk op.

De vrijwilligers van Buurtbemiddeling Den Helder leveren nuttige prestaties waar veel professionals niet toe in staat zijn. Zij krijgen niets betaald, maar hun cursusleider wel. Waarom dat verschil? Als ik een gezonde vrouw bardienst zie draaien in een buurthuis, dan denk ik weleens: waarom doe je datzelfde werk niet in de kroeg verderop, waar je elke avond met honderd euro naar huis gaat?

De verschillen zijn nog pregnanter bij publieke diensten die zijn ‘verparticipeerd’: veel wijkbibliotheken, busdiensten of jongerencentra werden jaren gerund met betaalde krachten, maar nu met vrijwilligers. Het gekke is: die zijn vaak nog gemakkelijk te vinden ook. Lovenswaardig vinden we het, al die mensen die zich zo belangeloos inzetten voor de samenleving. Blauwe plekken hebben ze ervan, van al die bestuurlijke schouderklopjes.

Behalve als diezelfde vrijwilligers een uitkering hebben. Dan verandert hun nuttige werk opeens in een schadelijke belemmering voor ‘echt’ werk. In theorie kunnen het zelfs de voormalige professionals zijn die in de bijstand zijn gezet. Zij krijgen voor hetzelfde werk nu niet meer betaald en zijn als beloning een last voor de samenleving geworden. Publieke held of publieke last: de twee kwalificaties liggen soms akelig dicht bij elkaar.

Ja, maar vrijwillig is vrijblijvend, hoor ik u denken. Daarom krijgen ze niets betaald. Maar die vlieger gaat niet op. Bij veel organisaties krijgen vrijwilligers een contract en een tevoren vastgelegd, niet-vrijblijvend werkrooster. Daar komt bij dat vrijwilligerswerk door de overheid in een steeds minder vrijblijvende context wordt geplaatst. Het morele beroep op een actieve bijdrage aan de samenleving groeit, hier en daar gestimuleerd met een ‘mantelzorgcompliment’, of met regelrechte dwang (werken voor je uitkering!). Dit alles maakt ‘onbetaald werk’ eigenlijk een betere term dan ‘vrijwilligerswerk’. Want sinds de afschaffing van de slavernij is elk werk toch vrijwillig?

De participatiesamenleving lijkt soms op een roulette, waar de balletjes met geld naar volslagen willekeurige cijfertjes rollen. Het is een vreemde wereld, waarin het nauwelijks is uit te leggen waarom voor publiek werk wordt betaald of waarom niet (meer). We moeten daarom op zoek naar een manier die de scherpe randjes van deze willekeur haalt. Voor mij vormt dit een van de sterkste argumenten voor een basisinkomen.

 

Martin van der Maas
Wijkmanager Gemeente Den Helder