Er is alleen sprake van participatie wanneer het proces een minimum van wederkerigheid kent, betoogt onderzoeker Menno van der Veen. Oftewel: opvattingen en belangen uit de buurt moeten zorgen voor aanpassingen van de plannen. Samen met collega’s ontwikkelde hij daarom 10 participatienormen, die hij toetste in de Amsterdamse K-buurt.
Participatie is een proces dat ertoe dient om afspraken te maken met de omgeving die zo goed mogelijk recht doen aan de belangen van de diverse groepen in die omgeving. Die afspraken met de omgeving kunnen verschillende vormen krijgen, variërend van de aanpassing van een omgevingsplan of stedenbouwkundig ontwerp, tot extra voorwaarden in een aanbestedingsprocedure of een omgevingscontract. Hiermee onderscheidt participatie zich van communicatieprocessen, waarbij initiatiefnemers niet meer doen dan de ‘blijde projectboodschap’ verspreiden en afstemmen op hun omgeving. Participatie gaat ook verder dan het laten uitspreken van een politieke voorkeur voor of tegen een plan.
De omschrijving van participatie als een ‘sociaal contract’ biedt de mogelijkheid om inspiratie op te doen in de wereld van de contracttheorie. Ik vind die inspiratie in het bijzonder bij de Relationele Contracttheorie (RCT) die vanaf de jaren 1960 is ontwikkeld door onder anderen hoogleraar rechten Ian Roderick Macneil. RCT hanteert als uitgangspunt dat over de meeste contracten nooit wordt geprocedeerd en dat de afspraken die erin staan vaak veranderen naarmate de relatie zich verder ontwikkelt. Anders gezegd, contracten zijn net zozeer juridische als sociologische fenomenen. De RCT onderscheidt tien contractnormen, de eigenschappen van contracten. Die normen vormen het uitgangspunt van de 10 participatienormen die ik voor dit onderzoek heb ontwikkeld.
10 Participatienormen
Lees verder op www.gebiedsontwikkeling.nu