Beter samenwerken met de burger door designeraanpak
Deze ‘participatieparadoxen’ zijn het thema van de 2e ‘design thinking’-sessie die de Provincie Noord-Brabant organiseert tijdens de Dutch Design Week. Kan de aanpak van designers ons helpen anders om te gaan met de schijnbare tegenstellingen die participeren zo lastig maken en ervoor zorgen dat menig mooi burgerinitiatief een stille dood sterft?
Geïnspireerd door designers ontwikkelen de deelnemers ideeën om beter samen te werken met de burgers van Brabant. Burgers die steeds vaker zelf aan de slag gaan in het publieke domein en wier roep om invloed steeds luider klinkt. Als je samenwerkt en in gesprek blijft, kun je beter gebruik maken van de in de samenleving aanwezige kennis en de kloof tussen burgers en politiek verkleinen.
Betrekken burger voor designers vanzelfsprekend
Voordat de deelnemers met de voeten voor of tegen een aantal opvallende burgerinitiatieven mogen stemmen, leggen André Schaminée en Tabo Goudswaard van Is Ook kort de principes van design thinking uit. Waar overheden en maatschappelijke organisaties nog zo worstelen met het betrekken van de burger, is het voor designers vanzelfsprekend om het samen te doen (co-creatie) – om iedereen die onderdeel is van het probleem, ook onderdeel van de oplossing te laten zijn. Zij hebben een andere manier van naar vraagstukken kijken, die nieuwe oplossingen mogelijk maakt: de eerste vraag die ze zich stellen is niet ‘wat moet het worden?’ maar ‘voor wie maak ik dit, en waarom?’ Kenmerkend voor designers is ook het maken van prototypes; uitproberen of iets werkt en fouten durven maken om verder te komen.
Initiatieven tegenhouden
Om helder te krijgen waarom participeren zo lastig kan zijn en hiervan te leren, onderzochten Schaminée, Goudswaard en collega’s in Mag Stad de ervaringen van gemeenten met burgerinitiatieven. De voorbeelden die ze als de theorievragen van een rijexamen presenteren en waarvan de deelnemers mogen zeggen of het wel of niet ‘mag’, laten duidelijk zien waar de angel zit. Neem de burger die zelf een stoep wil afmaken. Mooi dat hij wil bijdragen aan een veilige en toegankelijke woonomgeving. ‘Maar als hij geen goed werk levert en er gebeurt een ongeluk, is de gemeente aansprakelijk,’ zegt een ambtenaar. ‘Want wij zijn verantwoordelijk voor de veiligheid.’ Een deelnemer uit Breda vertelt dat bij de aanleg van een stadsstrand een aantal burgers speeltoestellen wilde opknappen. ‘Dat heeft de gemeente tegengehouden, omdat ze geen verantwoordelijkheid wilde nemen voor de veiligheid van de gebruikte materialen.’ Schaminée en Goudswaard formuleren het als volgt: omdat de overheid ook verantwoordelijk is voor zaken als veiligheid en rechtsgelijkheid, ontstaat er systemische weerstand tegen initiatieven die daarmee conflicteren. De bijbehorende paradox: meer risico willen nemen als je verantwoordelijk bent voor veiligheid.
Verrast willen worden als je al weet wat je wil
Herkenning is er ook bij de paradox die hierbij aansluit: verrast willen worden als je al weet wat je wil. ‘We vragen de burger om mee te denken, maar hebben de plannen al klaar’, klinkt er uit de zaal. In de woorden van de mannen van Is Ook: omdat de overheid bestuurlijke doelstellingen nastreeft, is zij vooral geïnteresseerd in initiatieven die hieraan bijdragen. Maar hoe ga je daar nou mee om? Schaminée en Goudswaard adviseren ‘hoe-vragen’ te bedenken waarmee je (een deel van) de paradox hanteerbaar maakt. Voorbeelden van zulke hoe-vragen: hoe creëer je ruimte voor initiatieven die haaks staan op beleidsvoornemens? Hoe trek je de aandacht van de gemeente? En: hoe bewaak je als burger je onafhankelijkheid wanneer de gemeente opdrachtgever of subsidiegever is? De inspiratietour langs Dutch Design kan wellicht helpen bij het vinden van creatieve antwoorden.
De zwijgende meerderheid betrekken
De participatieparadox die op deze 28e oktober de meeste discussie losmaakt: de onbereikbare burger willen bereiken. ‘Het zijn altijd dezelfde inwoners die op een inspraakavond het hoogste woord hebben’, wordt gezegd. In hoeverre vertegenwoordigen die de gemeenschap? Om te voorkomen ‘dat je altijd met dezelfde mensen praat’ organiseerde de gemeente Cranendonck een G-500 rond de mogelijke komst van een asielzoekerscentrum. ‘We hebben 500 willekeurige burgers uitgenodigd, waarvan er 200 zijn gekomen. Van velen van hen hadden we anders nooit gehoord.’ Tijdens de inspiratietour gaat het in de stand van NS behalve over de Luisterruit van Manon van Hoeckel ook over het doorlopende reizigersonderzoek van de spoorwegen. ‘Net zoals wij graag tevreden reizigers hebben, hebben gemeenten toch ook graag tevreden inwoners?’ NS bevraagt ook niet-reizigers, wat één van de deelnemers doet opmerken dat overheden vaak belanghebbenden over het hoofd zien. Het is wellicht waardevol om eens met andere mensen dan de voor de hand liggende te spreken. Zou de conciërge op een middelbare school niet veel beter weten wat er op school speelt dan de bestuurder?
Food for thought biedt ook The parliament of things van Partizan Publik, waar dieren, planten, dingen en mensen met elkaar in gesprek gaan. De ontwerpers onderzoeken hoe ze 7000 jonge beukenbomen een stem kunnen geven. ‘Als zij zich kunnen verplaatsen in een boom, kunnen wij proberen ons te verplaatsen in de onbereikbare burger’, zegt na de tour een deelnemer. Een scepticus merkt op dat je bepaalde zaken beter kunt overlaten aan mensen die weten waar ze over praten. ’Denk aan de Brexit en de uitslag van het Oekraïne-referendum.’
Mislukken mag
Juist bij lastige maatschappelijke vraagstukken kan een vernieuwende aanpak verrassende resultaten opleveren. Maar ook daar komt een paradox om de hoek kijken: hoe groter de behoefte aan vernieuwing, hoe minder ruimte voor experiment. ‘Als het spannend wordt en er grote belangen spelen, willen we graag controle houden’, zegt Schaminée. Zeker hier kunnen we een voorbeeld nemen aan designers, voor wie fouten maken erbij hoort. Inspirerend is Uruzgan’s Legacy van Jan Willem Petersen, een van de finalisten van de Dutch Design Awards. Petersen onderzocht Nederlandse wederopbouwprojecten in Afghanistan en stelde daarbij bijvoorbeeld de vraag: hoe verhouden deze interventies zich tot de Afghaanse realiteit? Ook de mislukte projecten beschrijft hij op luchtige toon, alsof hij wil zeggen: soms werkt een aanpak en soms werkt die niet. Mislukken mag; van fouten leer je. Voorbeelden van hoe-vragen die kunnen helpen om met de paradox van vernieuwing versus controle om te gaan: hoe kun je ervoor zorgen dat mislukken mag? En: hoe kun je tevreden zijn met resultaten waar je niet om vroeg?
Overheidsparticipatie
De laatste paradox van de dag is die van ‘het eeuwige tijdelijke initiatief’. Bij de start van een project is iedereen nog enthousiast, maar als een initiatief in de ‘onderhoudsfase’ komt, neemt de betrokkenheid af. Dat komt bijvoorbeeld omdat het lastig is om aan vrijwilligers eisen te stellen op het gebied van continuïteit. Helpende hoe-vragen: hoe zorg je voor blijvende betrokkenheid, eigenaarschap en verantwoordelijkheid? Hoe ziet de afdeling beheer en onderhoud van de participatiesamenleving eruit? Misschien kan de overheid hier doen als de bedenkers van de COCOON planting technology (Land Life Company): zij maakten een bak (cocoon) waarin planten zelfs in de woestijn gezonde, sterke wortels kunnen ontwikkelen. Zoals de mens via de cocoon planten aan water helpt, kan de overheid burgerinitiatieven vooruit helpen met bijvoorbeeld kennis en geld. Overheidsparticipatie in plaats van burgerparticipatie. Waar allen het aan het einde van de bijeenkomst over eens zijn: de ‘participatieparadoxen’ los je niet zo 1, 2, 3 op. Maar oplossingen beginnen met het stellen van de juiste vragen. Geïnspireerd door Dutch Design werden die goede vragen vandaag volop gesteld.
Dit verslag verscheen eerder op de website van Provincie Brabant.
De presentatie van het Participatie Paradox Atelier is te vinden op de website van de VNG.