Het beeld dat de overheid zich kan terugtrekken is te ver doorgeschoten. Ook in de participatiesamenleving blijft de gemeente aan zet, vindt Hans Boutellier. Dat vraagt echter wel om 3.0 ambtenaren.
Volgens de wetenschappelijk directeur van het Verwey-Jonker Instituut leven we in een postideologische en pragmatische maatschappij. ‘Dat is problematisch, want we geloven er niet echt in – althans niet zoals in bijvoorbeeld een religie of het communisme. De passie en de richting moet tegenwoordig echt uit het onszelf komen.’ En dat vraagt volgens hem om een nieuw type bestuurder en ambtenaar, zeker bij de lokale overheid.
Minder op kantoor
Afgelopen najaar schreef hij samen met Freek de Meere en Rob Gilsing het rapport De professie of het proces; De zoekende praktijk van de ambtenaar 3.0. Boutellier legt uit wat hij onder dat type medewerker verstaat. ‘Een procesambtenaar die bereid is om ergens aan te werken zonder dat hij vooraf weet wat er uit gaat komen. Dat past helemaal in de improvisatiemaatschappij van tegenwoordig. De ambtenaar 3.0 is veel op pad en minder op kantoor dan zijn collega’s. En hij houdt van initiatief nemen. Waar zijn collega’s naar elkaar koekeloeren over hoe iets aangepakt moet worden, is de procesambtenaar al aan de slag gegaan.’
‘Slechts een klein deel van het gemeentelijk personeelsbestand is een ambtenaar 3.0, ik schat zo’n 10 procent. Je moet het leuk vinden om te netwerken en met burgers samen te werken. Als je liever volgens vaste protocollen werkt, is het niets voor jou. En dat is prima, er blijven ook gewoon vakinhoudelijke specialisten nodig’, zegt hij. Maar de kleine groep procesambtenaren trekt als intermediair tussen de samenleving en het stadhuis, het hele apparaat mee.
Traineren ontwikkelingen
Boutellier verhult niet dat dat tot spanningen op werkvloer leidt, tussen de procesambtenaar en de vakambtenaar. ‘De laatste is bang dat haar of zijn expertise wordt gemarginaliseerd en kijkt met bezorgdheid toe wat de uitkomst zal zijn van het proces. Er is soms sprake van professionele krenking.’ Ook zien onderzoekers spanning tussen ‘de logica van de organisatie en de dynamiek van het proces’. Dat wordt vooral duidelijk bij de ‘regulerende’ functie van de gemeente, zoals vergunningen, financiële regelingen en lokale geboden en verboden.
‘Inhoudelijke ambtenaren hebben nogal eens bedenkingen bij de ontwikkelingen. Zij beschouwen zichzelf als experts op hun beleidsterrein en zien niet in waarom burgers of collega’s zonder kennis van zaken mee zouden moeten praten. Ze gebruiken de traagheid van het systeem om ontwikkelingen te traineren’, aldus Boutellier.
Hoewel de nieuwe werkwijze botst met het systeem, hoeft dat niet te worden aangepast. ‘Nee, want dat systeem heeft een bepaalde institutionele logica; het is goed dat er kapvergunningen en bestemmingsplannen bestaan. Bovendien functioneert onze klassieke Weberiaanse bureaucratie op zich nog prima. Voor efficiënt en doelmatig werken, is veel te zeggen. Ik ben niet van de school dat het hele openbaar bestuur overhoop moet, maar omdat de maatschappij nu eenmaal ingrijpend verandert, moet er wel degelijk wat gebeuren. Ik heb liever een geleidelijk proces dan een revolutie.’
Moeilijk stuurbaar
De onderzoekers wijzen erop dat de nieuwe werkwijze van de ambtenaar ook op gespannen voet kan komen te staan met de kaderstellende en controlerende taak van de gemeenteraad. ‘De keuze voor een ‘proces’ in plaats van een afgebakend kader betekent dat de uitkomst ongewis is, moeilijk stuurbaar en politiek nauwelijks controleerbaar. Paradoxaal genoeg leidt de beoogde ‘participatieve democratie’ soms tot depolitisering van het lokale bestuur.’
Raadsleden zullen zich volgens hem meer op hoofdlijnen moeten gaan besturen en zich niet meer met alle details moeten bemoeien. Een risico is wel dat de gemeenteraad onvoldoende betrokken wordt bij projecten. Boutellier: ‘Aan de procesambtenaren en het college is het de taak om de raadsleden goed te blijven informeren.’
Autoritaire leiders
Hij is er niet zo optimistisch over dat burgers meer het initiatief gaan nemen in plaats van de gemeente. Alle heil moet daar ook niet van worden verwacht. Inwoners hebben veel verschillende en vaak tegenstrijdige meningen en zijn niet zelden ontevreden als ze hun zin niet krijgen. Zo leuk zijn mensen niet. Wat mij betreft is het beeld dat de overheid zich terug kan trekken te ver doorgeschoten.’
Wel is volgens hem de tijd voorbij dat bestuurders konden zeggen: “Wij weten wel wat goed is voor u is”. Er zijn in zijn ogen twee opties: ‘we kunnen kiezen tussen een complexe improvisatiemaatschappij of we gaan naar een samenleving met autoritaire leiders. Kijk maar naar landen als de Verenigde Staten, Rusland of Turkije. Dat lijkt mij een eenvoudige keuze. Zonder zoetsappig te zijn, ik geloof in het belang van sociale cohesie. Betrokken ambtenaren passen daarbij. Juist als burgers meer te zeggen krijgen, blijft de overheid enorm belangrijk. De rol van de gemeente in de netwerksamenleving wordt eerder groter dan kleiner.’
Dit bericht verscheen eerder op www.binnenlandsbestuur.nl