Loop door een stad en je ziet hoe publiek groen een steeds belangrijke plaats inneemt. Juist ook door de eigen inzet van bewoners. Ze plamuren hun woningen met geveltuinen en buurtmoestuinen schieten als paddenstoelen uit de grond. Een stedeling zonder groene vingers is al bijna een outcast. In Nederland zijn we dan ook al een tijdje getuige van de opkomst van de ‘groene stad’. In de groene stad komt veel burgerinzet en beleid samen: zelf- en medebeheer, groene daken, klimaatadaptatie, urban farming et cetera. De vraag is hoe je als gemeente het beste bij deze dynamiek aansluit. Daarover gaat de publicatie ‘Van groenbeheerder tot buurtcoach. Naar beleidsontwikkeling voor inzet in de buitenruimte’.
Het rapport maakt duidelijk dat het belangrijk is om adequaat te investeren in bewonersparticipatie in publieke ruimten. Het maakt bewoners trots op hun buurt, het leidt tot meer contacten (‘het kleine ontmoeten’) en vooral ook een meer zorgvuldige omgang met ‘hun’ buitenruimten. Het rapport brengt in beeld dat het faciliteren en stimuleren van bewonersparticipatie in het geval van kwetsbare wijken een ander verhaal is dan in weerbare wijken. Maar het kán wel, mist de juiste ondersteuning geboden wordt.
Dit rapport is gemaakt voor de gemeente Rotterdam. Maar ‘de groene duurzame stad’ is een fenomeen dat we overal elders tegenkomen, zo ook de vraag welke rol bewoners daarin kunnen vervullen. In de slotbeschouwing bepleiten we een experimentenprogramma waarmee we werkende weg zowel in kwetsbare als weerbare wijken leren onder welke voorwaarden, met welk vorm van support en met de inbreng van welke partijen de groene, duurzame stad verder kan worden gebracht.
Dit bericht verscheen eerder op www.Platform31.nl en de publicatie is daar te downloaden.