Interview Vera Winthagen – Doendenken, ervaringen van een ontwerper in gemeenteland

Vera Winthagen is, voor zover we weten, de eerste en enige gemeentelijk designer in ons land. De gemeente Eindhoven heeft haar in juni 2015 in dienst genomen om de ambtelijke organisatie te helpen maatschappelijke opgaven in de stad sneller, beter en anders aan te pakken door gebruik te maken van design-denken. Over haar ervaringen met deze ontwerpprocessen schreef ze het boek “Doendenken”. In november maakt het LPB Congres kennis met haar werkwijzen en ervaringen. René Kerkwijk van het LPB sprak Vera in aanloop naar het congres.

Vera, een gemeentelijk designer, wat heeft een gemeente daar eigenlijk aan?
Van alles! Ik zeg steeds dat je er vijf dingen aan hebt. Ten eerste hebben we meer het perspectief van de mensen om wie het gaat in gedachten. Ten tweede maken we gebruik van andere manieren om dat te communiceren: geen rapporten schrijven maar zaken visueel maken. Ten derde maken we als ontwerpers vaak iets. Veel dingen in de maatschappij zijn zo ingewikkeld geworden dat je eigenlijk geen strak plan kunt maken om dat op te lossen. Je moet kijken, probeert iets uit, kijkt hoe de omgeving erop reageert. Ik ken een voorbeeld in Amsterdam over buurtvaders. De vaders kregen een hesje en gingen in de buurt patrouilleren. De aanname was dat zij dan de buurt beter onder controle zouden houden. Maar uit onderzoek bleek dat dat patrouilleren niet leidde tot een fijnere buurt. Maar het feit dat die vaders een hesje aan hadden maakte hen trots en die toegenomen trots leidde tot veranderingen in gezinnen en in de buurt. Je kunt niet meer voorspellen wat oorzaak en gevolg is. Wij helpen ontrafelen en proberen uit om te kijken wat er werkt en wat niet. We bedenken de oplossing niet meer van te voren.

Daarnaast gebruiken we intuïtie en gevoel. We denken allemaal dat we hele rationele mensen zijn, maar dat zijn we helemaal niet. Wij proberen in het ontwerpen altijd het gevoel aan te spreken: wat roept het bij mensen op. Dat is vaak de belangrijkste factor. En je komt op hele andere antwoorden uit die beter weergeven wat iets moet zijn dan dat wat je met je hoofd hebt bedacht. Tenslotte moeten we altijd samenwerken. We willen samen bepalen waar het over gaat, maar nog belangrijker: we proberen altijd samen oplossingen te bedenken. De gemeente heeft allemaal ingewikkelde oplossingen bedacht. Wij proberen deze dingen toe te voegen en ik ben ervan overtuigd dat gemeenten daardoor sneller, beter en anders gaan werken.

Je hebt een boek geschreven, Doendenken. Wil je dat eens uitleggen?
Als je iets gaat doen, dan heb je daar vaak meer aan in je denken dan alleen je denken. Ik heb wel even gedacht aan “doen is het nieuwe denken”, maar dat is het allemaal niet. Denk aan klimaatverandering of hoe ouderen vastlopen in de zorg. Ik word soms ontmoedigd als ik denk aan die hele grote dingen. Dan ga je “doemdenken”. Maar als je het klein maakt van mens tot mens en je maakt het behapbaar, kijkt wat werkt en wat niet, dat is “doendenken” voor mij. Dan begin je met het aanpakken van dat grote via kleine brokjes.

Mijn baan zou voor twee jaar zijn. Toen ik kwam merkte ik dat er heel veel is gebeurd maar het is allemaal impliciete kennis. Niets ligt vast. Ik ben daarom meteen begonnen met het vastleggen van dingen zodat het overdraagbaar is. Bovendien wilde ik in ieder geval één tastbaar product maken. Dat is dit boek geworden. Het hielp ook enorm om scherp te formuleren wat dat ontwerpen als proces nou eigenlijk is.

Zo’n creatieveling in de systeemwereld van de gemeente, hoe was dat voor jou?
Ik maakte voor mezelf in het begin een presentatie met al die termen die we gebruiken: “ergens voor aan de lat staan”, “stip op de horizon”. Ik heb daar plaatjes bij gezocht omdat ik dacht: “Hoe kun je nou van die gekke beeldspraak gebruiken?” Maar ik betrapte me er onlangs op dat ik in een interview dezelfde woorden gebruikte. Ik merk dat ik die systeemwereld beter begrijp maar ik keer geregeld terug naar die presentatie. Het is gewoon gekkigheid.

De kern van het werk van een ontwerper is dat het je vrij laat denken. En dat kan niet altijd. Ik begrijp de spanning tussen systeem- en leefwereld veel beter maar leer me er ook toe verhouden op zoek naar wat effectief is.

Wat heeft het wijkgericht werken in Eindhoven aan jouw inzet als ontwerper?
Eén moment is me heel erg bij gebleven. In een buurt zijn we met designdenken aan de slag gegaan: ontwerpen met de buurt samen. We zaten met wat oudere mensen. Een mevrouw zei: “Wat fijn zo samen, net een huiskamer. Dit heb ik gemist.” Het gaat vaak niet eens zo zeer om wat je doet maar dat je er bent.

We hebben de afgelopen jaren veel andere manieren van werken uitgeprobeerd in de wijken. Die ervaringen brengen we terug de gemeentelijke organisatie in en daarmee ontwikkelen we langzaam echt een andere manier van werken. We hebben geleerd niet zo snel een oordeel te hebben maar eerst eens te kijken en te luisteren. Wat speelt er nou eigenlijk? Ik hoor en zie deze houding steeds vaker terug op andere plekken. Er ontstaat meer lerend vermogen. Mensen leren reflecteren. Doelen worden scherper geformuleerd, mensen krijgen meer focus in wat ze doen. Dat krijg ik ook echt van onze collega’s terug.

Jij bent in november op het LPB Congres in Noordoostpolder waar je samen met één van jouw collega’s een workshop Doendenken gaat geven. Heb jij iets met het thema van het congres, de maakbare samenleving?
Ja, heel erg. Als ontwerper geloof je toch ook wel een beetje in een maakbare toekomst. Niet in grote plannen, zoals de Noordoostpolder zelf, maar wel dat je iets kunt maken, dat je kunt beïnvloeden. Maken is doen en doen is maken. Dat zit wel in mij. Ik ben benieuwd of ik dat op het congres terug zie. Niet de PvdA-achtige maakbare samenleving maar wel hoe je samen kunt sturen, hoe je samen richting kunt geven. Je komt nergens zonder een visie, zonder iets waar je naar toe kunt werken. Leg die visie neer en kijk wat mensen daar van vinden en laat ze het maar beïnvloeden. Dat is ook maakbaarheid. Er wordt toekomst gecreëerd. En anderen mogen er iets van vinden. Daar kan het alleen maar beter van worden.

Kun je een tipje van de sluier oplichten over jullie workshop op het congres?
We hebben een try-out gedaan in Sittard- Geleen. Daar zat iedereen met tranen in de ogen. Dat is nou ook niet meteen de bedoeling. We gaan iets doen met op je handen zitten, niet je eigen oplossingen verzinnen vanuit je eigen frame. We gaan iets doen met luisteren naar anderen en dat vertalen naar een product. Het moet de deelnemers wel iets opleveren. Volgens mij past dat wel bij wijkwerkers, die willen iets tastbaars.

Laatste vraag: waar verheug je je het meest op bij het congres?
Het is een congresprogramma met een hoog niveau. Alles wat ik lees op de website, daar word ik blij van. Ik zie uit naar de inspiratie van Ruben Terlou. Hij is heel empathisch en met zijn ervaringen in China in relatie tot het onderwerp “maakbaarheid”. Ik kan niet wachten tot het november is.

Lees ook het volgende

Het lidmaatschap voor het LPB sluit je af per organisatie. Je betaalt als organisatie slechts € 500,- per jaar. Het spreekt natuurlijk voor zich; hoe meer leden, hoe beter wij de wijkaanpak en het werk van de wijkprofessional kunnen ontwikkelen. Al meer dan honderd gemeenten en organisaties zijn aangesloten bij het LPB.

Voordelen lidmaatschap

  • je krijgt korting op deelname aan het jaarlijkse LPB Congres. Deelname aan het LPB Congres kost dan € 399,-* (normaal € 549,-). Dit is exclusief overnachtingskosten.
  • toegang tot diverse werkgroepen en themabijeenkomsten
  • toegang tot een netwerk van wijkprofessionals
  • promotie van je eigen activiteiten en werkwijzen op de www.LPB.nl en via de digitale nieuwsbrief

Martin: Hier graag een formulier inbouwen