Er is echt iets anders nodig in de wijkteams

Het favoriete vehikel van de transformatie van het sociale domein zijn de wijkteams. Die mogen zichzelf dan een 7,7 geven, er raakt wel de klad in. De gerichtheid op individuele hulpverlening drukt de opbouwwerker in de marge. Maar: het kan best anders zeggen Joop Hofman en Nico de Boer op www.SocialeVraagstukken.nl.

Movisie signaleerde het al bijna een jaar geleden. Bijna alle grote en middelgrote gemeenten werken met sociale wijkteams. Ze hebben de ambitie om daarmee dichter bij de burger te komen, deze beter en eerder te helpen en zodoende zwaardere en duurdere zorg te voorkomen. In de praktijk loopt dat niet lekker. De wijkteams slagen er bijna nergens in om al hun taken uit te voeren. De top vier van de taken waaraan de teams volgens Movisie vaak niet toekomen, is veelzeggend: outreachend werken (46%), nuldelijnszorg organiseren; informele netwerken, buurthulp (43%), preventief werken en vroegsignalering (38%) en collectieve voorzieningen in de wijk ondersteunen en faciliteren (38%). De teams hebben last van een hoge caseload en werkdruk en zijn ook nog eens veel tijd kwijt aan de administratie en registratie die daar kennelijk bij hoort.

Anders gezegd: sociale wijkteams zijn zo druk met individuele hulpverlening dat ze aan de meer collectieve functies niet toekomen. Terwijl dat nu net de taken waren waarin de nieuwe werkwijze zich zou moeten onderscheiden van de oude. Het blussen lukt misschien beter dan voorheen, maar we vergeten dat je ook brandmelders kunt plaatsen.

Het kan anders, blijkt in Zwolle
De prangende vraag is: hoe organiseer je op een goede manier dat sociale professionals én hulp verlenen waar dat nodig is én aan netwerkontwikkeling doen waar dat kan?

In Zwolle vertelt opbouwwerker René van Rijn: ‘Het sociaal wijkteam valt hier onder het zogeheten wijk- en opgavegericht werken waarin alle relevante partners samenwerken, niet alleen de hulpverlening maar ook de politie en de corporatie. Afhankelijk van de opgave worden in elk stadsdeel integrale uitvoeringsteams geformeerd. De eerste jaren waren in twee stadsdelen opbouwwerkers onderdeel van het sociaal wijkteam en in twee stadsdelen werkten ze er juist naast.’

In ‘zijn’ wijk Holtenbroek kiest Van Rijn per opgave zijn medespelers. Soms zijn dat de hulpverleners uit het sociaal wijkteam. ‘Dat is sinds de komst van het sociaal wijkteam in 2015 wel makkelijker geworden. Ik werk nu met hulpverleners die letterlijk ín de wijk zitten, de wijk ook kennen en niet meer met iemand de intake moeten organiseren vanuit een zorginstelling elders in de stad.’

Geen hulpverlening voor terroriserende jeugdgroepen
Dat dat goed werkt, bleek bij de aanpak van een paar jeugdgroepen die tot voor kort delen van de wijk terroriseerden. Bij een eerste inventarisatie constateerden de betrokken bewoners en professionals dat het om ongeveer zestig jongeren ging. ‘Voorheen zouden daar zestig aparte individuele hulptrajecten op zijn ingezet’, zegt Van Rijn. ‘Nu hebben we contact gelegd met deze groepen, en twee jongeren die leidend waren, hebben we zover gekregen dat ze straatcoach willen worden. Die zijn getraind en hebben een mbo-diploma Agogisch Werk, met hun eigen straat als praktijk. De scooterracers hebben een plek gekregen in een garage. Waar ze sleutelen en testen. Dat levert mooie resultaten op.’

‘Tijdens de jaarwisseling 2015/2016 ging de politie uit van zero tolerance en deelde ze veel bekeuringen uit. Toen we de jongeren daarna vroegen wat ze wilden, was het antwoord: “Vlammen”. Dat hebben we zo opgepakt dat er met Oud en Nieuw 2016/2017 vlammen waren, in olietonnen in de buurt. Elke ton had een jongere als “tonbaas”. De politie was er ook weer, nu koffiedrinkend. Dit is maar een van de vele voorbeelden die we “nieuwe perspectieven” noemen, maar in de praktijk heel dichtbij en concreet zijn. Inmiddels is de veiligheid in de wijk terug op het gemiddelde voor Zwolle.’

In Zwolle leeft duidelijk het besef dat opbouwwerk geen los inzetbaar trucje is. Het hele wijkteambouwwerk is er in eerste instantie gericht op de ontwikkeling van gemeenschapskracht, op een actieve rol voor bewoners. Een sociaal wijkteam zonder zo’n visie isoleert zich tot een hulpverleningsteam waarbij de relatie professional-inwoner belangrijker is dan de relatie inwoner-inwoner. Dat kan, maar dan is het gewoon hulpverlening.

Vijf tips voor wijkteams en sociale netwerken
Helaas is individuele hulpverlening dominant in de sociale wijkteams. Netwerkontwikkeling kwijnt. Uit ervaringen zoals in Zwolle laten zich enkele tips afleiden hoe je dat kunt voorkomen.

1. Stel het werken aan sociale netwerken in de wijk door opbouwwerkers veilig

Wie het belangrijk vindt dat de kracht van burgers en hun sociale netwerken het vertrekpunt vormt van de transformatie, kan niet volstaan met goede bedoelingen opschrijven in een beleidsnota. Je zult het actief moeten organiseren: deskundige mensen op de juiste plek zetten, sturen op netwerkontwikkeling, agendaruimte voor deze benadering, leerruimte voor medewerkers, enzovoort.

2. Maak van de vorming van wijkteams een collectief leerproces

Transformatie van de verzorgingsstaat vergt meer dan een cursusje hier en daar. Het kan alleen een succes worden door een collectief leerproces dat stoelt op concrete ervaringen van bewoners en professionals. Daar moet iedereen in en rond het wijkteam aan meedoen, ook de sociale professionals die daarna toch vooral individueel gaan hulpverlenen. Neem daar de ruimte voor. In Heerenveen hebben ze er met hun ‘Werkplaats 2.0’ voor gekozen om twee jaar te gaan doen, oefenen en leren.

3. Reken anders af dan op producten of verstrekkingen per werksoort

Het is veel makkelijker om verstrekkingen te tellen dan om de ontwikkeling van gemeenschapskracht te meten. Alleen tellen ontneemt het opbouwwerk de mogelijkheid om ruimte te laten voor succes bij de ander. Zwolle is een interessant voorbeeld: de gemeente rekent niet meer af op deelprestaties van werksoorten, maar beoordeelt de voortgang tweejaarlijks op basis van algemene indicatoren zoals de veiligheidsbeleving van bewoners, die blijkt uit de periodieke omnibusonderzoeken.

4. Relativeer het belang van een sociaal wijkteam als organisatievorm

De overgrote meerderheid van de Nederlandse gemeenten kiest voor werken in sociale wijkteams. Als model kan dat prima zijn, maar er zijn inmiddels te veel voorbeelden dat het voor opbouwwerkers geen lekkere biotoop is. In Zwolle krijgen de opbouwwerkers de ruimte om bondjes te sluiten met anderen. Het sociaal wijkteam is voor de opbouwwerker meer een ontmoetingsplek met hulpverleners.

5. Denk nog eens goed na over het dogma van het generalisme

Er is al enkele jaren een ontwikkeling gaande naar ‘de sociaal werker’ die zijn werk ‘generalistisch’ doet. Hét adagium van de wijkteams (zeker als die zich bezighielden met zeer problematische huishoudens) luidde: specialist in het team, generalist naar buiten. Generalisme was een voorwaarde voor een integrale aanpak en een correctie op de gegroeide verkokering. In de praktijk wordt generalisme echter vaak versimpeld tot een persoonlijke druk op werkers om voortdurend van alle markten thuis te zijn en alles even goed te kunnen. In Zwolle is er steeds meer een knip gemaakt tussen het werken aan de wijk en het werken aan individuele problemen als basis. Die knip staat een brede en samenhangende aanpak niet in de weg.

Dit artikel verscheen eerder op www.SocialeVraagstukken.nl.

Lees ook het volgende

Het lidmaatschap voor het LPB sluit je af per organisatie. Je betaalt als organisatie slechts € 500,- per jaar. Het spreekt natuurlijk voor zich; hoe meer leden, hoe beter wij de wijkaanpak en het werk van de wijkprofessional kunnen ontwikkelen. Al meer dan honderd gemeenten en organisaties zijn aangesloten bij het LPB.

Voordelen lidmaatschap

  • je krijgt korting op deelname aan het jaarlijkse LPB Congres. Deelname aan het LPB Congres kost dan € 399,-* (normaal € 549,-). Dit is exclusief overnachtingskosten.
  • toegang tot diverse werkgroepen en themabijeenkomsten
  • toegang tot een netwerk van wijkprofessionals
  • promotie van je eigen activiteiten en werkwijzen op de www.LPB.nl en via de digitale nieuwsbrief

Martin: Hier graag een formulier inbouwen