Er zijn in Nederland meer dan 10.000 maatschappelijke initiatieven, verspreid over meer dan dertig domeinen of thema’s. Voor ons boek De Werkplaats MaakdeBuurtonderzochten we er 21 – op uiteenlopende terreinen als zorg, duurzaamheid en wijkeconomie – in zeven verschillende gemeenten. We volgden ze anderhalf jaar lang, en voerden op basis van een literatuurstudie uitvoerige bilaterale en groepsgesprekken met de initiatiefnemers, verantwoordelijke wethouders, raadsleden en griffiers.
We vroegen ons af: Waar lopen initiatiefnemers tegenaan als ze meer ruimte, meer zeggenschap of meer eigenaarschap willen? Wat betekent de ontwikkeling van een initiatief voor de verhoudingen binnen het publieke en politieke domein? En waarmee zijn initiatieven écht geholpen?
De meeste initiatieven, zo blijkt, kennen in hun ontwikkeling drie fasen, waarin zij behoefte hebben aan verschillende vormen van ondersteuning en samenwerking. Des te volwassener des te meer de behoefte aan gelijkwaardigheid en autonomie.
Startfase: behoefte aan erkenning en waardering
In de startfase staan de behoefte aan erkenning en waardering voor hun activiteiten in het publieke domein voorop, zowel van de overheid als van medeburgers. Een contactpersoon vanuit de overheid die gebiedsgericht en integraal en werkt is noodzakelijk, net als het gemakkelijk toegang krijgen tot of hebben van informatie. In de startfase helpt het verder enorm wanneer er een bescheiden stimuleringsbudget beschikbaar is voor relatief simpele zaken als een vergaderruimte, website of nieuwsbrief.
Doorgroeifase: inhoudelijke en financiële support is cruciaal
In de doorgroeifase (na 1,5 á 2 jaar) verbreden de meeste initiatieven zich. De onderwerpen waar ze mee bezig zijn nemen toe en door het instellen van werkgroepen is er behoefte aan een vastere organisatiestructuur en ook aan een rechtsvorm. Een vaste contactpersoon bij de gemeente die verbindingen legt met andere afdelingen blijft in deze fase van groot belang. Het verkrijgen van inhoudelijke en financiële support voor het verrichten van publieke taken en werkzaamheden is cruciaal. Er ontstaat veel frustratie als de samenwerking in ‘wij-zij’-sfeer terecht komt. Het hebben van zeggenschap en dus het gebruik en beheer van een fysieke ruimte, al of niet gedeeld met andere initiatieven in een maatschappelijk vastgoedpand, is een noodzaak.
Continuïteitsfase: behoefte aan formele zeggenschap
In de continuïteitsfase groeit de behoefte aan het verkrijgen van formele zeggenschap. Hier is het onderdeel zijn van een buurtagenda en buurtbegroting een waardevol instrument om mede te kunnen bepalen welke prioriteiten er zijn en hoeveel middelen daar mee zijn gemoeid. In deze fase is het vanuit de gemeente verstandig om initiatiefnemers bij de beleidsontwikkeling te betrekken, als volwaardige gesprekspartner naast maatschappelijke middenveldinstanties.
In deze fase groeit ook de behoefte aan erkenning van het eigenaarschap van en door de gemeenschap. Bewoners en sociaal ondernemers vervullen dan in feite taken in het publieke domein die ook dienen te worden vastgelegd in een convenant of verordening, waarin ook de zeggenschap over gemeenschapsmiddelen voor hun initiatief wordt vastgelegd.
Aanbevelingen: rechten
We komen in ons boek met aanbevelingen voor het vestigen van een voorkeursrecht voor maatschappelijke initiatieven op leegstaand of leegkomend vastgoed (right to bid), en het recht om zelf plannen maken voor de eigen straat, buurt, wijk of dorp (right to plan). Ook ten aanzien van de zorg voor elkaar en voor gemeenschapsvoorzieningen moeten er rechten komen (right to challenge), alsook voor het verkrijgen van toegang tot algemene middelen voor gemeenschapsvoorzieningen en publieke taken (budgetbestedingsrecht).
Democratische spelregels moeten ruimte bieden
We pleiten voor het aanpassen van het democratische raamwerk zoals we dat nu kennen. De democratische spelregels dienen ruimte te bieden voor de behoefte aan zeggenschap en eigenaarschap. Hiervoor moet bestaande wetgeving worden aangepast. We doen in ons boek concrete aanbevelingen aan de Rijksoverheid en aan lokale overheden, en een oproep om maatregelen vast te leggen in lokale verordeningen en aanvullingen op bestaande wetten, zoals de WMO, de Omgevingswet, de Woningwet en de Bibliotheekwet.
Maar een, al dan niet tijdelijke, Buurtwet, speciaal gericht op de wereld van het initiatief, zou maatschappelijke initiatieven wel eens het beste vooruit kunnen helpen.
Dit artikel verscheen eerder op www.SocialeVraagstukken.nl
De publicatie ‘De Werkplaats MaakdeBuurt’ is de koop via www.Agora-Europa.nl