Dit artikel van Reinout Kleinhans verscheen eerder op www.socialevraagstukken.nl
In het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid is weer aandacht voor de arme wijken. Hier en daar slaat het programma de plank echter flink mis, meent Reinout Kleinhans van de TU Delft. Hij pleit voor meer inbreng van bewoners en minder verkokering.
Bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen was de opkomst in arme wijken zeer laag. Bestuurders likten hun wonden en constateerden dat de overheid nu echt het vertrouwen van de burger moet terugwinnen. Vorig jaar pleitten vijftien burgemeesters in het manifest ‘Dicht de kloof!’ voor meer aandacht en middelen in zestien stedelijke gebieden. Het gaat om wijken waar hardnekkige sociale problemen, groeiende tweedeling en achterstelling het dagelijks leven van meer dan een miljoen inwoners domineren.
Oud-PvdA-leider Lodewijk Asscher betoogde onlangs in de Thorbecke-lezing dat de kansenongelijkheid in Nederland niet alleen individuele levens ondermijnt, maar ook een bedreiging voor de maatschappelijke vrede vormt. Dat dit geen hypothetisch verhaal is, blijkt onder meer uit de rellen die zich in coronatijd in een aantal kwetsbare wijken voordeden.
Meer leefbaarheid, veiligheid en toekomstperspectief
Het antwoord van de regering kwam begin juli 2022 met het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid. De doelstelling is om de leefbaarheid en veiligheid van de twintig meest kwetsbare gebieden in Nederland in vijftien tot twintig jaar op orde te brengen en het perspectief van de bewoners te verbeteren.
Het zwaartepunt ligt bij het stimuleren van het toekomstperspectief van jongeren. Het is mooi dat het kabinet structureel flink investeert in de versterking van de onderwijskwaliteit, vooral op scholen met leerachterstanden. Het stimuleren van scholing en betaald werk moet voorkomen dat jongeren bezwijken voor de verleidingen van het snelle geld in de georganiseerde criminaliteit. Ook preventie en een financiële impuls voor de bouw van betaalbare woningen zijn een absolute noodzaak.
Het siert het ministerie van Binnenlandse Zaken ook dat het kritisch kijkt naar de vele stelselwijzingen en bijbehorende bezuinigingen in het afgelopen decennium. Het ministerie is kritisch over de decentralisaties (Wet maatschappelijke ondersteuning, Jeugdwet, Participatiewet), de extramuralisering in het sociaal domein (de instroom van kwetsbare bewoners uit de maatschappelijke opvang en geestelijke gezondheidszorg) en de stelselwijziging in de volkshuisvesting (Woningwet 2015).
Samen met de nasleep van de economische crisis hebben deze wijzigingen veel schade aangericht in kwetsbare wijken. Het Nationaal Programma zal de effecten van die bezuinigingen eerst deels teniet moeten doen voordat er wezenlijke verbeteringen gerealiseerd kunnen worden.
Bewoners komen er bekaaid af
Helaas slaat het Programma op een aantal punten de plank flink mis. Ten eerste komen de bewoners van de gekozen focusgebieden er qua invloed bekaaid van af. Het idee is dat de gemeente, maatschappelijke en private partners samen met bewoners de doelen en ambities formuleren en uitwerken in een langjarig programma. Na tien jaar beleidsretoriek over de participatiesamenleving, eigen kracht en zelfredzaamheid van bewoners is de dagelijkse realiteit nog altijd een stuk minder rooskleurig. De praktijk laat zien dat bewoners op bepaalde momenten mogen aanschuiven in een stevig geregisseerd participatieproces waarin hun input uiteindelijk geen wezenlijk verschil maakt.
De afgelopen tijd is er volop discussie geweest over burgertoppen, beraden, burgerbegrotingen en andere manieren om burgers optimaal te laten meedenken over fundamentele vraagstukken in onze samenleving. Die manieren zijn geen democratisch panacee. Dat bewoners cruciale ervaringskennis op tafel kunnen leggen, wordt inmiddels breed geaccepteerd. Des te opmerkelijker is het dat het ministerie geen gehoor heeft gegeven aan de roep vanuit de samenleving, praktijk en wetenschap om bewoners als ervaringsdeskundigen een serieuze positie te geven.
Het Nationaal Programma bevat geen enkel concreet aanknopingspunt om de positie van bewoners in het beleidsproces te versterken. Dat zal uitgelegd worden als blijk van wantrouwen aan het adres van bewoners. In de Participatielezing 2022 onderstreepte Tim ’S Jongers, senior-adviseur bij de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, het belang om dichter bij de geleefde ervaringen te komen en mensen met bepaalde ervaringen deel uit te laten maken van ‘het systeem’. Of, in de woorden van Marieke Breed en Fenna van Marle: wat bedacht wordt in de wereld van ‘de wetende’ mensen, staat vaak ver af van de ervaringen en behoeften in die ‘andere’ wereld.
Bestuur van bovenaf blijft
Ten tweede omschrijft het Nationaal Programma zijn eigen potentiële faalfactoren: de verkokerde beleidspraktijk, de versnippering en gebrekkige samenwerking tussen sectoren en actoren. Integraal werken wordt in de praktijk nog altijd bemoeilijkt door opgelegde schotten, complexe wettelijke regelingen, urenbudgetten, ingewikkelde verantwoordingsmethodieken, maar ook (te) dominante organisatielogica. Frank van Erkel en Willem van Spijker schreven hierover dat ‘de scheiding tussen denken, beslissen en doen, het onmogelijk maakt om het goede en noodzakelijke te doen’.
Jongerenwerkers, wijkverpleegkundigen, leerkrachten, politieagenten en woonconsulenten die in kwetsbare wijken werken, vragen al jaren om dit ‘olietankerprobleem’ bij de wortel aan te pakken. Het Nationaal Programma mikt vooral op ‘ruimte creëren voor experimenten en maatwerk’ en onderzoeken welke aanpassingen nodig zijn in het juridische instrumentarium. Dat voelt als mosterd na de maaltijd, waarin deze professionals al zo vaak hebben aangegeven waar de schoen wringt.
Ten derde de sturing. Helaas herhaalt de pijnlijke geschiedenis van het wijkenbeleid zich. Er wordt van bovenaf een ingewikkelde en tijdrovende bestuurlijke structuur opgelegd. De toverwoorden zijn interdepartementale werkgroepen, ‘alliantie-overleggen’, programmabureaus en een ‘deugdelijk monitoring- en verantwoordingssysteem’.
Daarmee suggereert het Nationaal Programma (waarschijnlijk onbedoeld) dat er op lokaal niveau momenteel geen programmering, sturing en monitoring van enige betekenis plaatsvindt. Het gevaar is levensgroot dat die opgelegde structuur straks veel energie, tijd en capaciteit wegzuigt bij de uitvoering van de broodnodige maatregelen. Of over bestaande, goed functionerende samenwerkingsvormen heen walst.
Manifest voor succesvolle wijkaanpak
Het Nationaal Programma wil het perspectief van bewoners in de meest kwetsbare wijken verbeteren en het vertrouwen in de overheid herstellen. Alle beleidsmatige ‘wijkaanpakken’ in de afgelopen 25 jaar hadden slechts een partiële effectiviteit. Daarom is het bijzonder teleurstellend dat het ministerie het risico niet wil nemen om (een deel van) de aanpak radicaal anders aan te vliegen. Naar bewoners en uitvoerende professionals wordt nog steeds slecht geluisterd, gaven Herman Tjeenk Willink, Kim Putters en de Nationale ombudsman herhaaldelijk aan. Daardoor dreigt het wantrouwen van bewoners een selffulfilling prophecy te worden.
We kunnen dit voorkomen. Het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve Bewoners (LSA) en het Landelijk Platform Wijk- en Buurtgericht Werken (LPB) hebben samen met kennisinstellingen een Manifest voor een succesvolle wijkaanpak opgesteld. Dit manifest omschrijft in concrete kernpunten een wijkaanpak ván en mét de wijk. Deze punten zijn geworteld in vakliteratuur en praktijkervaringen van de auteurs. Volgens het manifest zouden de ervaringskennis en agenda van bewoners leidend moeten zijn.
Dat betekent niet dat hun wil wet is, maar dat de relaties en uitwerking een andere vorm krijgen. Daarmee groeit de kans dat bewoners echt een verschil ervaren. Met zo’n werkwijze zijn de doelen van het Nationaal Programma nog steeds haalbaar. Als je bewoners vertrouwen en zeggenschap geeft, herstel je ook vertrouwen. Was dat niet de missie van het kabinet Rutte-IV?