Dit artikel van Hasse van der Veen, Jan Maessen, Katja Rusinovic verscheen eerder op www.socialevraagstukken.nl
Terwijl organisaties zoals voedselbanken en buurthuizen tijdens de eerste coronagolf hun deuren sloten, waren wijkinitiatieven zichtbaarder dan ooit. Met donaties van burgers en bedrijven organiseerden ze maaltijdvoorzieningen, balkonconcerten en lokale boodschappendiensten. Dat krachtige vertoon van wijkinitiatieven roept vragen op. Hoe komt het dat wijkinitiatieven bleven functioneren en de meer formele welzijnsorganisaties niet? En hoe kunnen we ervoor zorgen dat wijkinitiatieven ook buiten crisistijd blijven floreren?
Drie coronalessen
De Haagse Hogeschool deed samen met de Erasmus Universiteit Rotterdam onderzoek naar wijkinitiatieven in de Hofstad tijdens en na de coronacrisis. Vervolgens organiseerden zij samen met de gemeente Den Haag en het onderzoeks-, advies- en participatiebureau EMMA workshops voor deze wijkinitiatieven. Uit de bevindingen zijn drie lessen te trekken voor behoud en bevordering van wijkinitiatieven.
Les 1: Flexibiliteit is vereist
Uit het onderzoek De Solidaire Stad (2021) blijkt dat wijkinitiatieven de vorm en inhoud van hun activiteiten in de coronacrisis razendsnel aanpasten. Door hun flexibiliteit konden zij het gat opvullen dat de bestaande welzijnspartijen hadden laten vallen. Een van de twintig initiatiefnemers die wij voor ons onderzoek spraken, zei daarover: ‘In eerste instantie was [ons initiatief] een bewonersorganisatie. Daarvoor kregen we subsidie. Dit leverde problemen op toen we van dat geld eten kochten om weg te geven. Sterker nog, de overheid trok haar subsidie in. Gelukkig vingen fondsen dat op. Hierdoor vielen nog meer regels en verantwoording weg en konden we nog vrijer ons werk doen.’
De flexibiliteit van wijkinitiatieven is cruciaal. Om hun lenigheid te behouden, is het voor wijkinitiatieven van belang dat ook formele instanties zich flexibel gaan opstellen. Overheden en andere subsidieverstrekkers die hun aanvraag- en verantwoordingsprocedures voor subsidieverlening vereenvoudigen, vergroten de speelruimte voor wijkinitiatieven.
Les 2: Zorg voor laagdrempelige financiering
De tweede les uit ons onderzoek sluit daarop aan.
‘Het grootste probleem voor ieder wijkinitiatief is geld. Aan de ene kant hoor je van de overheid dat je zo innovatief bezig bent, maar ze helpen je niet (meer) omdat het beleid zo ingewikkeld is.’
In de Haagse wijk Mariahoeve is tijdens de coronacrisis geëxperimenteerd met een andere, simpelere vorm van subsidieverlening. De gemeente stelde in het najaar van 2020 een budget beschikbaar ter ondersteuning van wijkinitiatieven die inspelen op behoeften vanuit de wijk. Bewoners en wijkinitiatieven uit Mariahoeve konden een laagdrempelige subsidie van maximaal 1500 euro aanvragen om de door hen bedachte en uitgevoerde activiteiten te bekostigen.
Het grote voordeel van dit ‘corona-activiteitenbudget’ was dat de initiatiefnemers binnen een week hoorden of hun subsidieaanvraag al dan niet werd toegewezen. Normaliter duurt dat zes weken. Ook in andere stadsdelen zijn dergelijke ‘bulksubsidies’ verstrekt. Gelet op het succes van het experiment zou de gemeente moeten overwegen om de vereenvoudigde subsidieverlening tot standaard te verheffen voor de hele stad.
Dat geen enkel wijkinitiatief zonder deugdelijke financiering kan functioneren en overleven, is allicht een open deur te noemen. Maar, zo leert ons onderzoek ook, erkenning en waardering zijn minstens zo belangrijk.
Les 3: Erken en waardeer wijkinitiatieven
Tijdens de coronacrisis bleek eens te meer het belang van wijkinitiatieven voor het lokale gemeenschapsleven. Desondanks krijgen de wijkinitiatieven vaak geen serieuze erkenning en waardering van formele instanties. Dit is overigens geen exclusief Haags probleem. Lector Lex Veldboer en onderzoeker Saskia Welschen van de Hogeschool van Amsterdam concludeerden al eerder dat ook Amsterdamse wijkinitiatieven niet of nauwelijks financiële en inhoudelijke erkenning ervaren.
Gemeenten en andere formele instanties zoals welzijnsinstellingen delen bij tijd en wijle een obligaat schouderklopje uit, maar houden zich vaak stil als wijkinitiatieven om de financiële of materiële ondersteuning vragen die zij nodig hebben. Sommige ambtenaren willen deze wel bieden, maar worden tegengehouden door regelgeving en verkokering binnen de eigen organisatie. Daarnaast schakelen diezelfde instanties wijkinitiatieven dikwijls in om mee te denken of mee te helpen, zonder ze daarvoor een passende vergoeding te geven. Het signaal dat instanties hiermee afgeven, is dat zij de deelnemers aan wijkinitiatieven vooral zien als goedwillende vrijwilligers, niet als volwaardige partners. Het is dan ook belangrijk om op een andere, gelijkwaardige, manier in wijken samen te werken met initiatiefnemers van wijkinitiatieven.
Om de drie geleerde lessen in praktijk te kunnen brengen, moet er aan officiële zijde een verandering van mindset plaats vinden.
Overheidsparticipatie, in plaats van burgerparticipatie
‘Wij wensen dat regelgeving bij de gemeente minder ingewikkeld wordt. Er moet begonnen worden bij: wat is de vraag? en daar het beleid op aanpassen in plaats van andersom.’
Niet alleen burgerinitiatieven hebben tijdens de pandemie grote flexibiliteit aan de dag gelegd. Ook overheden hebben de ruimte genomen om processen en regelgeving terzijde te schuiven, en de behoefte van maatschappelijke initiatieven centraal te stellen. Misschien moeten we ons niet alleen richten op het erkennen en waarderen van wijkinitiatieven, maar ook op het vasthouden van de flexibele mindset bij overheden. We moeten van burgerparticipatie naar overheidsparticipatie. Alleen dan kunnen wijkinitiatieven (duurzaam) geholpen worden om dat te doen waar ze goed in zijn: bijdragen aan veerkrachtige wijken.
Dit artikel verscheen eerder op www.socialevraagstukken.nl