Wijkgericht werken is voor veel gemeenten de nieuwe realiteit. De uitvoering en het beleid toespitsen op de leefwereld van de wijkbewoner is het doel. Maar hoe organiseer je dit in de gemeentelijke organisatie? Hoe ga je om met verkokerde budgetten, afdelingen die een andere taal lijken te spreken, je verantwoording én hoe ga je om met bewoners? Kortom; hoe kom je tot een gezamenlijke agenda? In drie werkplaatssessies ging Platform31, het Landelijk Platform Buurtgericht werken (LPB) en A+O Fonds Gemeenten met ambtenaren uit de wijk en het gemeentelijke domein aan de slag met deze spanningen. Samen hebben we nieuwe oplossingsrichtingen met elkaar gedeeld om het wijkgerichte werken niet alleen op papier maar ook in de praktijk mogelijk te maken. Het goede gesprek voeren met en voor de wijk is erg belangrijk voor een succesvolle implementatie van wijkgericht werken. Han van Dam, en Hetta Schultz werken voor de gemeente Rotterdam en delen hun ervaringen over samenwerken binnen de gemeente, met maatschappelijke partners en wijkbewoners.
Hetta Schultz is gebieds-accounthouder Feijenoord binnen het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling. Hetta zorgt binnen 8 wijken voor faciliteiten rond sport, cultuur, jeugd, onderwijs, welzijn, zorg en gezondheid. Haar cluster werkt samen met de clusters Stadsontwikkeling, Stadsbeheer en Veiligheid. Tussen al die clusters voert Han van Dam als gebiedsmanager van de wijken Noordereiland en Vreewijk de regie vanuit cluster Dienstverlening. Hij zit in het midden van de vier organisaties. Samen proberen ze de inzet van de gemeentelijke organisatie te richten op de opgaven van de verschillende wijken.
De échte behoefte van de wijk
Hetta: “Ik ben de frontlijn voor mijn cluster. Han en zijn collega zijn de frontlijn voor de hele gemeente.” Han: “Ik sta vooral met ogen en oren naar gemeente, politie en corporaties. Samen met mijn collega’s wijknetwerkers, die met de ogen en oren naar bewoners staan, halen we op wat er echt moet gebeuren in een wijk. Je wilt het liefst dat de overheid doet waar burgers behoefte aan hebben. Erachter komen wat die behoefte is, blijkt niet altijd makkelijk. Er is soms echt iets anders nodig dan waar mensen letterlijk om vragen. Het gaat er dan ook om een wijk en de bewoners goed te verstaan. Wat verlangen burgers? Wat laten de cijfers voor ontwikkelingen zien? Wat vinden andere professionals dat er moet gebeuren?”
“Het gaat erom dat je de vraag achter de vraag bloot legt.” Hetta valt bij: “Ik zie vaak dat mensen een probleem hebben dat ze nog niet als probleem herkennen en ik ook nog niet. Een voorbeeld: In een bepaalde wijk hoeven bewoners niet te betalen voor de koffie in het buurthuis. In de naastgelegen wijk moet dat wel. Dat komt door de huur van de locatie. Die is in de tweede wijk duurder en dus moeten er manieren gevonden worden om die huurkosten te dekken. Dat is aan de bewoners alleen niet uit te leggen. Ik hoorde van 3 verschillende netwerkers dat er klachten waren gekomen. In een regulier overleg was ik hier nooit achter gekomen omdat niemand dit als iets belangrijks zou ervaren om in te brengen. In de torens van de gemeente beseft men niet dat dat voor de 10 mensen die het werk doen in de wijk echt een ding is. Zo’n onderwerp wordt een continue bron van conflict en irritatie die alle goede bedoelingen die we als gemeente hebben voor de wijk te niet doen. Achter zo’n probleem kom je niet als je je alleen richt op vaste overlegstructuren.”
Wisselwerking formeel en informeel overleg
Han: “We hebben formele lijnen voor onderlinge communicatie tussen de clusters. Er zijn reguliere overleggen. Dat is prima, want informatie-uitwisseling is toch wel handig. Er gebeurt zoveel in de wijken. Je moet met elkaar blijven praten om op de hoogte te zijn. Maar toch heb ik het meest aan mijn informele contacten. Ik vind het handiger om per vraag zelf de juiste mensen te vinden. Het ligt ook in mijn functie besloten om een groot netwerk te hebben en zelf diegene op te zoeken die zich bezighoudt met het vraagstuk waar ik mee worstel. In mijn ervaring verdwijnt er te veel prioriteit en nuance als je het contact niet persoonlijk opzoekt.” Hetta: “Het contact met mijn wijkactieteams is ook maatwerk. Dit zijn teams van wijkambtenaren die zijn gevormd rond de vragen die in een wijk spelen. Zij richten naar eigen inzicht hun overleg in. Er is een centrale communicatiestructuur bedacht voor de 48 wijken. Daar maken die wijkactieteams deel van uit. Wat je nu steeds meer ziet is dat die structuur niet altijd effectief is voor het overleg met collega’s van de verschillende onderdelen en de partners. Wij ervaren dat geen enkele wijk hetzelfde is en dat ze allemaal hun eigen aanpak nodig hebben. Een gemeente is geneigd te denken dat iedereen gelijk is en dat het in alle wijken hetzelfde werkt. Wij moeten onderbouwen waarom we het op elke plek anders doen en een reden geven. Dat moet je durven, want het is de enige manier om het werken in de wijk serieus te nemen. Met als gevolg dat de werkwijze misschien 48 keer verschillend wordt. Elke dag leren we wat dit betreft nog. Ik merk dat wij nog worstelen met hoe je goed en effectief contact houdt. Wie breng je samen? Wat is nuttig? Soms nodigen we voor overleggen ook de wijkagent en een programmamanager van een wooncorporatie uit. Dan gaat het voor de wijkagent om zorg over het gezin op adres X en voor de programmamanager over strategische woningbouwplanning. Eén van de twee gaat zich dan ergens in de vergadering vervelen. Dat is zonde, want een volgende keer komen ze misschien niet meer.”
Het goede gesprek
Hetta: “Ik merk dat ik de hele dag door aan het vertalen en uitleggen ben. Ik ben net als Han de brug tussen de gemeente en de wijk. En ik merk dat er een enorm cultuurverschil is tussen die werelden. Ook al werken we allemaal voor de gemeente.” Han: “Het is inderdaad de kunst om de praktische en de abstracte werelden bij elkaar te brengen. Dat is een vaardigheid die je als wijkambtenaar moet hebben. Ik kan een eis op tafel leggen, maar ik heb geen enkele bevoegdheid om iets te kunnen eisen. Wat nodig is om mijn zin te krijgen, is dat de beleidskant mij begrijpt en dat ik begrijp wat de beleidskant nodig heeft. Als je dat kunt, breng je vaak de juiste dingen tot stand. Hoe doe je dat? Je verdiepen in hun wereld, analytisch te werk gaan en voor elkaars wereld respect hebben. Oog hebben voor belangen van andere partijen is dus erg belangrijk in het contact met elkaar. Ik wil weten hoe de gemeente, politie, corporaties en wijkbewoners tegen de wereld aan kijken. Dan kun je goed samenwerken in plaats van elkaar tegenwerken. Het is namelijk heel makkelijk om in ons werk snel met mensen in conflict te zijn. Dat ligt bij veel onderwerpen op de loer. Er is een prachtige managementoefening die illustreert wat ik vaak zie gebeuren. Je moet dan met een collega fictief concurreren om de laatste partij sinaasappels. Je hebt alleen allebei je eigen agenda. De een heeft de sinaasappels nodig voor het sap en je collega moet de schillen hebben om medicijnen te maken. Meestal leidt deze oefening tot niets omdat iedereen voor zijn eigen belang gaat. Er achter komen in detail wat je van elkaar nodig hebt, dat is het goede gesprek voeren.”