Voor stadsgemeenten kan het een worsteling zijn om inwoners te betrekken bij de bloei van de wijken. Plattelandsgemeente Voorst ervaart juist dat bewoners heel actief zijn. Gebiedswerker Chris Frencken vertelt hoe zijn gemeente probeert om de dorpskernen steeds meer eigen ruimte te geven. “Er kan veel moois ontstaan als mensen samen nadenken over de toekomst van hun dorp.”
Met z’n allen de handen uit de mouwen voor een nieuwe speeltuin. Welkomstpakketten maken voor nieuwe inwoners. De dorpskrant vullen. Zwerfvuil rapen. Maar ook: meedenken over de energietransitie en de dorpsvisie. Inwoners van de gemeente Voorst zijn opvallend actief als het gaat om heden en toekomst van hun leefgebied. De landelijke gemeente ligt in de IJsselvallei tussen Apeldoorn en Deventer. Ze telt ruim 25.000 inwoners, verdeeld over twaalf dorpskernen: van Bussloo en De Vecht met een paar honderd bewoners tot Twello met 14.000 zielen.
Heel betrokken
“Het ene dorp is actiever dan het andere, maar over het algemeen zijn ze heel betrokken”, zegt Chris Frencken met een grote glimlach. Hij is coördinator maatschappelijke initiatieven bij de gemeente. In die functie is hij de schakel tussen de lokale overheid en de dorpsbelangenverenigingen. In een stadsgemeente zou hij misschien gebiedsregisseur heten. Maar Chris is meer bezig met coördineren dan met regisseren: “De dorpsbelangenorganisaties komen zelf met allerlei vragen, wensen en ideeën. Ik leg de link tussen hen en collega’s in het gemeentehuis die hen verder kunnen helpen. Maar ik breng de dorpen ook onderling met elkaar in contact, zodat ze ervaringen kunnen uitwisselen en van elkaars aanpak kunnen leren.”
‘De dorpsbelangenorganisaties komen zelf met allerlei vragen, wensen en ideeën’
“Een mooi initiatief is het digitaal dorpsplein kijkindekernen.nl, waar inwoners zelf berichten kunnen plaatsen, delen en bekijken. Je kunt dan zien wat er allemaal in de gemeente gebeurt. Zo inspireren we elkaar.”
Dorpsondersteuners
De trend binnen de gemeente Voorst is dat de dorpen steeds meer eigen regie krijgen. “We werken al enkele jaren met dorpsondersteuners”, vertelt Chris. “Zes van de twaalf dorpen hebben nu zo’n ondersteuner. Die gaat in opdracht van het dorp aan de slag met het stimuleren van initiatieven en het leggen van verbindingen tussen mensen en organisaties. Vanuit de gemeente subsidiëren wij die functie, via de dorpsbelangenverenigingen. De ondersteuners doen hun werk echt in opdracht van het dorp, niet van de overheid. De vergoeding ligt hoger dan de reguliere vrijwilligersvergoeding.”
Daarnaast krijgen dorpen een budget dat ze kunnen gebruiken voor het uitvoeren van plannen. “Nu is dat budget nog redelijk beperkt, maar je kunt je voorstellen dat dit groeit als dorpen meer dingen zelf oppakken.”
Als coördinator zit Chris maandelijks om de tafel met deze dorpsondersteuners. Dan horen ze van elkaar hoe het gaat. Er is ruimte om elkaar te bevragen en informatie vanuit de gemeente te delen. Chris bezoekt de dorpen zelf ook regelmatig om initiatieven op gang te helpen en te houden, vooral in de kernen waar nog geen ondersteuner is.
Daarnaast organiseert hij samen met de dorpen twee keer per jaar een bijeenkomst waar dorpsbelangenverenigingen en medewerkers van de gemeente elkaar treffen. “We doen dat rond een buffet, niet al te formeel – het is vooral gericht op ontmoeting en relatieversterking.” En sinds de komst van het participatiebeleid zijn er ook beleidsmatige bijeenkomsten met de verenigingen over de vraag hoe de dorpen en de gemeente het beste kunnen samenwerken.
Toekomstvisie
Met de veranderende rol van de gemeente ziet Chris ook een verschuiving in de rol van de dorpsbelangenorganisaties. “Vroeger zag je dat ideeën en initiatieven vooral vanuit deze ‘dorpsraden’ zelf kwamen. Nu nemen deze belangenorganisaties steeds meer een faciliterende rol op zich: ze kijken wat er bij de bewoners leeft en proberen hen te helpen bij initiatieven. Bijvoorbeeld via verschillende werkgroepen waarin betrokken inwoners rond een specifiek thema bezig zijn. Tegelijkertijd merk ik dat deze organisaties actiever worden op visieniveau. Ze willen echt meedenken over de toekomst van hun omgeving. Dat gaat over van alles: over sociale cohesie en het organiseren van activiteiten, maar ook over de woningbouwopgave, de uitdaging om het vrijwilligersbestand op peil te houden, of de druk op het gebruik van gronden voor de energietransitie.”
Samen plannen maken
De nieuwe manier van samenwerken gaat niet zonder slag of stoot. “Het is voor ons als gemeente bijvoorbeeld best wennen om meer samen op te trekken met de dorpen. Soms kost het weleens moeite om de interne organisatie mee te krijgen. Het vraagt een andere werkwijze: samen leren en ontdekken hoe we het écht anders kunnen doen. Dat gaat zeker niet altijd vanzelf.”
‘Soms kost het weleens moeite om de interne organisatie mee te krijgen. Het vraagt een andere werkwijze’
“Maar waar we vroeger onze plannen pas aan de dorpen voorlegden als ze bijna rond waren, willen we nu veel meer sámen plannen maken. We geven dan aan waarover we in gesprek willen. De dorpen vullen dat aan met hun ideeën, wensen en vragen. Zo werk je aan gezamenlijk gedragen plannen.”
Ruimte geven
Chris realiseert zich dat hij in een luxepositie verkeert, vergeleken met veel andere wijk- en buurtwerkers. De betrokkenheid die deze plattelandsgemeente kenmerkt, maakt het makkelijker om samen stappen te zetten. Toch hoopt hij dat ook andere typen gemeenten iets kunnen meenemen van Voorst. “Voor ons is de les om niet meer vanuit de gemeentelijke agenda te denken, maar vanuit de vraag hoe we de gemeenschap kunnen versterken. Inwoners weten zelf heel goed wat belangrijk is voor hun omgeving. Er kan veel moois ontstaan als je ruimte maakt om sámen na te denken over de toekomst.”
Wil je een keer sparren over wat stads- en plattelandsgemeenten van elkaar kunnen leren? Binnenkort organiseren we een online expertsessie met Chris om ervaringen uit te wisselen. Stuur ons een mailtje als je mee wilt doen, dan houden we je op de hoogte.