Gastblog: De octopus en het zwarte gat

26 maart, 2019 - Webredactie

door Frans Soeterbroek >>

Ik las op advies van Jasper Etten het boek ‘red de democratie’ van Manu Claes.  Claes koppelt daarin zijn ervaringen met de geslaagde strijd voor ondertunneling, overkapping en omleiding van de ringweg door Antwerpen aan het debat over vernieuwing van de democratie. Eerder las ik al de oproep van voormalig vice-voorzitter van de Raad van State Herman Tjeenk Willink ‘groter denken, kleiner doen’. De overeenkomsten tussen beide verhalen zijn frappant en net toen ik was begonnen daar iets over de schrijven lanceerde mijn ‘eigen’ gemeentebestuur in Utrecht een voorstel voor het vernieuwen van het participatiebeleid. Daarin wordt de ambitie geformuleerd om zowel de vertegenwoordigende als directe democratie te versterken. Een mooie kans om dit verhaal eens te toetsen aan de analyses van beide heren. Helaas (spoiler alert!) dat viel vies tegen. Ik licht het graag toe in de hoop dat het in Utrecht toch nog goedkomt en vooral als waarschuwing voor andere steden.

De democratie als octopus
Manu Claes heeft zich goed verdiept in de werking van de democratie en kon dat mooi koppelen aan zijn eigen ervaringen van 15 jaar actievoeren. Hij zet zijn verdriet over de tegenwerking die hij al die jaren ondervond van overheden en politici en zijn blijdschap over de goede afloop (positie bevochten als volwaardige onderhandelingspartner van lokaal en nationaal bestuur met als resultaat een geweldige verbetering van de leefbaarheid) om in een alternatief democratisch model. Daarvoor gebruikt hij de metafoor van de octopus: een dier met 3 harten, door het hele lijf verspreide hersenen en 8 armen die in staat zijn om los van de aansturing vanuit harten en hersenen te bewegen. Ergens in dat bijzondere lijf (kop, harten?) situeert hij de trias politica: de wetgevende, uitvoerende en rechtelijke macht. De hersenen staan voor de kracht van de samenleving, de overheidsinstellingen, het bedrijfsleven, de experts etc. En aan de 8 armen koppelt hij de ‘politieke burgeridentiteiten’:  vier activistische (pionier, dissident, journalist en rebel) en 4 die meer passen in de participatie binnen de systeemwereld: de kiezer, de deliberant, de stakeholder en de verzoeker. Met die laatste rol doelt hij op het taaie juridische handwerk tot aan de Raad van State toe, een rol die je in mijn ogen ook activistisch kunt noemen. Hij beschrijft in zijn boek dat hijzelf en de mensen om hem heen eigenlijk al die rollen wel hebben gespeeld in verschillende fasen van het proces. Met zijn octopusmetafoor wil Claes de democratie beschrijven als een systeem van verspreid leiderschap en checks and balances waarbij hij burgeractivisme als integraal onderdeel behandelt van een goed democratisch systeem.  Hij zegt met zoveel woorden: geen volwassen democratie zonder burgers die hun invloed bevechten op de macht en behendig heen en weer bewegen tussen ‘je eigen ding doen’, het gevecht aangaan’ en meedoen in de systeemwereld. Vergelijkbaar met het verhaal dat ik daar zelf een aantal jaren geleden over schreef naar aanleiding van mijn Utrechtse ervaringen. Daarbij werk ik ook nog het perspectief van de happy infiltrator of systeemhacker uit dat mooi zou passen in het rijtje van Claes.

De erosie van de publieke zaak
Vanuit een geheel andere achtergrond (van binnenuit de wereld van bestuur en democratische rechtsorde) komt Herman Tjeenk Willink tot een vergelijkbare analyse. Hij beschrijft de erosie van de publieke zaak door verschraling van het politieke debat, doorgeslagen marktwerking, technocratie en dedain voor de burger. Hij haalt ook fel uit naar de wijze waarop de overheid via privatisering de woningbouw en de ruimtelijke ordening de markt op heeft gegooid. Retorisch vraagt hij zich af: “is dat alles de consequentie van de opvatting dat grond vooral koopwaar is en niet in de eerste plaats habitat, leefomgeving? Zo draagt de overheid zelf bij aan het uithollen van onze identiteit.’ De politiek heeft in zijn ogen de burger, de professionele uitvoerder en de rechter hard nodig om ‘de afhankelijkheid van ambtenaren, lobbyisten en consultants te verkleinen’. Zowel Claes als Tjeenk Willlink komen uit op het recept van een sterke maatschappelijke democratie naast de vertegenwoordigende democratie en roepen burgers op het publieke domein te heroveren op de systeemwereld en de doorgeslagen marktwerking.  Beiden zien dit ook als het enige relevante antwoord op de populistische golf. Tjeenk Willink: “verkozenen die burgers relevante kansen voor inhoudelijke deelname aan besluitvorming aanbieden zijn de moedigen, niet de politici die kiezers proberen te overtuigen van het eigen gelijk.” Ik haal uit beide verhalen een aantal lessen voor het voeren van een gesprek over versterking van de democratie:

  • Activistisch/politiek burgerschap heb je nodig als tegenwicht voor de verschraling van de politiek, de macht van de markt en de anonieme systeemwerelden;
  • Democratie gedijt bij spreiding van de macht en een goed systeem van checks and balances
  • Je kunt niet naar democratische vernieuwing kijken zonder de doorgeslagen technocratie en marktwerking in de analyse te betrekken;
  • De overheid en de politiek in het bijzonder moet beseffen dat de burger onmisbaar onderdeel is van het publieke domein en deze dus niet kan worden gedegradeerd tot consument/object van beleid.

En hoe doen we dat in Utrecht?
Ondanks de hoogdravende ambitie van de Utrechtse notitie ontbreekt een analyse van de werking van de verschillende vormen van democratie volledig. En de begrippen democratie, zeggenschap, burgerschap en controle op de macht ontbreken verder in het stuk geheel. Het stuk leest als een nota van de communicatieafdeling van de gemeente met als doel met meer bewoners in de stad contact te krijgen, betere creatieve ‘tools’ daarvoor te ontwikkelen en mensen echt ‘mee te laten doen’.  Heel belangrijk, maar als je dit geheel losweekt van een aantal fundamentele vragen over democratie en daarbij behorende spelregels wordt het al snel een vrijblijvend verhaal over betrokkenheid, dialoog, meedoen, meepraten, overleg, participatie-instrumenten, maatwerk enz. Ik heb me er eerder al eens over verbaasd dat de beleidsstukken over participatie van de gemeente eerder lijken te worden geschreven vanuit de logica van participatieprofessionals dan vanuit vraagstukken van zeggenschap en democratie.

Dit schuurt vooral omdat nu juist de grote klacht in deze stad is dat het bestuur te vrijblijvend omgaat met alles wat vanuit bewoners komt.  Wanneer je alleen maar inzet op nog meer communicatie met nog meer mensen zonder een analyse te maken van die pijn en zonder heldere democratische spelregels is dit een recept voor nog meer koppijn. Heel veel geld en tijd steken in participatieprocessen met als resultaat snel weer vergeten beloften, teleurstelling en afhaken. Alle betrokkenheid en intelligentie van de stad wordt dan ergens een zwart gat in gezogen.
Wat helemaal een gemiste kans is: de mooie experimenten die er in de stad de afgelopen jaren zijn geweest worden niet omgezet in nieuwe spelregels. Want er zijn bemoedigende voorbeelden genoeg te vinden om de hoogdravende ambities wel waar te maken. Ik loop er even een paar langs.

  • Als voorbeeld van zo’n bijzondere aanpak wordt de ontwikkeling van het Smakkelaarsveld prominent in het stuk genoemd. Ik heb al eerder mijn bewondering voor deze aanpak laten blijken.  Welke consequentie wordt daar nu aan verbonden? Zo te zien niets meer dan een inspirerend voorbeeld. Waarom niet het daar bedachte systeem van een stadstenderteam waarbij burgers meesturen op de opdrachten voor de markt als norm invoeren? Of nog een stap verder: bewoners een voorkeursrecht geven op publieke grond en vastgoed zodat ze niet altijd achter het net vissen t.o.v grote marktpartijen?
  • In de serie vrijblijvende stadsgesprekken is er 1 geweest die een uitzondering leek en naar meer smaakte. Rond de energietransitie is het model van de burgerjury toegepast waarbij gelote bewoners verspreid over het jaar bij elkaar kwamen om een gezaghebbend advies te maken. Gaan we zorgen dat dit echt een gezaghebbend democratisch instrument wordt of was het een eenmalig avontuur?
  • Bij een aantal herinrichtingsprojecten van straten (Kanaalstraat, Amsterdamse Straatweg, Thomas a Kempisweg) is aan de buurt de kans geboden een eigen plan te maken.  Volgens mij zijn we er wel aan toe om hier de norm van te maken. Het landelijk samenwerkingsverbond voor actieve bewoners (LSA) pleit al jaren voor het recht van buurtbewoners om zelf een plan te maken voor ingrepen in hun buurt. Waarom gaan we dat niet gewoon regelen met elkaar, bijvoorbeeld ook bij het maken van omgevingsvisies?
  • 140 actieve Utrechters hebben rond de gemeenteraadverkiezingen een manifest/stadsakkoord gepubliceerd om een volgende stap te zetten in de participatie. Daarin zijn 5 thema’s uitgewerkt die in feite gaan over de onderwerpen die Claes en Tjeenk Willink aanroeren. Daaraan wordt inmiddels gewerkt samen met een behoorlijke groep raadsleden. Een bijzonder democratisch experiment maar er is door het gemeentebestuur geen enkele poging ondernomen om hier een link mee te leggen of er van te leren. Ook in deze notitie wordt in alle talen over dit maatschappelijke stadsakkoord gezwegen.
  • Het voorstel om de wijkparticipatie anders op te zetten is geïnspireerd op het model van de coöperatieve wijkraad in Groningen. Vergeten (of verzwegen?) wordt te vermelden dat die coöperatieve wijkraad bestaat uit raadsleden en gelote burgers. Er wordt alleen over die laatste groep  gesproken terwijl juist de combi van raadsleden en bewoners het democratisch vernieuwende is.

Kortom het was heel goed mogelijk om op basis van de Utrechtse praktijk een verhaal te maken dat wel gaat over democratische vernieuwing i.p.v. een vrijblijvende vernieuwing van ‘maatwerk participatie-instrumenten’. We zijn echt wel toe aan het verschuiven van de macht van overheid en markt naar de burger en een vernieuwende manier van het koppelen van representatieve aan directe democratie. Als je dit niet doet vervluchtigt iedere vernieuwing onder noemers als maatwerk en experiment en blijft alles afhankelijk blijft van de goodwill van het bestuur of een individuele projectleider.

Wanneer je het stuk met deze bril bekijkt lijkt het dat dit bestuur af wil van de lastige/geprofessionaliseerde burgers in de stad en hen onder het motto ‘we zijn alleen geïnteresseerd in de bewoners die je nooit hoort’ opzij schuift. De poging om af te komen van ‘inspraakprofessionals’ in de wijken en desinteresse voor het bovengenoemde manifest/stadsakkoord getuigen daarvan. Die lijn zat al in het college-akkoord en wordt hier doorgetrokken. Niet handig om zo met het sociale kapitaal en politiek burgerschap in je stad om te gaan.
Ik heb er overigens alle vertrouwen in dat de gemeenteraad dit verhaal naar de prullenbak verwijst. En stiekem hoop ik dat de gemeenteraad in de geest van Claes, Tjeenk Willink en het bovengenoemde stadsakkoord de regie naar zich toetrekt en samen met een groep burgers een nieuw verhaal gaat maken.

En andere steden?
Dat ik hierboven zoveel aandacht aan Utrecht besteed is logisch gezien de actualiteit, het feit dat het mijn eigen stad betreft en ik de situatie goed ken. Maar ik denk dat het verhaal ook relevant is voor andere steden. Want de vrijblijvende en instrumentele benadering van participatie is bepaald niet uniek voor deze stad. De op zich zeer legitieme vraag hoe je met participatie meer groepen bereikt dan doorgaans gebeurt wordt helaas te vaak misbruikt om mensen die het je lastig maken buiten de orde te plaatsen. Even een citaat van Manu Claes: “veel van de sparringpartners van de overheid combineren nu een breed draagvlak onder de bevolking met juridische, planologische, mediatechnische, sociologische en politicologische deskundigheid. Met zijn allen weten zij goed dat politiek personeel en ambtenaren niet altijd meer een kennisvoorsprong hebben. Is het misschien daarom dat nogal wat politici een voorkeur hebben voor een rechtstreeks contact met de individuele, minder geëquipeerde burger?”

Zeker met de invoering van de omgevingswet gaat dit steeds meer wringen. Die zal als je daar niet op bijstuurt de positie van de burger en de gemeenteraad verzwakken en de rechtelijke macht minder middelen in handen geven om daarin bij te sturen.  Ik vrees dat Tjeenk Willink zijn sombere beeld van het verkwanselen van onze leefomgeving aan de marktwerking over 10 jaar nog net zo zal schetsen. Een bemoedigend signaal is dat de gemeente Amsterdam heeft besloten om de invoering van de omgevingswet en de democratische vernieuwing aan elkaar te koppelen. Daar mag ik de betrokken wethouders en ambtenaren bij helpen. In die stad wordt beseft dat de octopus niet zonder zijn armen kan. Hopelijk volgen er vele steden dit voorbeeld.

Dit blog verscheen eerder op de eigen website van Frans Soeterbroek: www.deruimtemaker.nl

Frans Soeterbroek
Zelfstandig adviseur, onderzoeker en procesmanager