Alledaagse attentheid in een superdiverse wijk

9 juli, 2019 - Webredactie

In een superdiverse wijk spreekt het niet voor zichzelf dat buren dagelijks voor elkaar zorgen, al streeft het huidige overheidsbeleid met haar roep om de ‘participatiesamenleving’ dat wel na. Dat blijkt uit gesprekken met ongeveer 50 bewoners, 32 mensen die in de wijk werken en maandenlange observatie in Overtoomse Veld in Amsterdam, een wijk waar mensen met een migratieachtergrond in de meerderheid zijn, ook door de komst van Europese migranten (‘expats’). De voordeur is een behoorlijk harde grens. In de buurt, op de stoep of in het portiek is wel contact maar buren komen zelden achter elkaars voordeur.

Wel is er soms sprake van wat we ‘alledaagse attentheid’ kunnen noemen: een oogje in het zeil houden en als het nodig is, even helpen. Zoals de boodschappen naar boven tillen in het portiek of eten brengen bij een zieke buurvrouw. Vooral kwetsbare mensen (ouderen en mensen met een verstandelijke beperking die op zichzelf wonen) vinden het fijn als iemand af en toe vraagt: ‘Alles goed?’, en als ze in geval van nood bij een buur kunnen aankloppen.

Dergelijke omgangsvormen zijn in buurten noodzakelijk maar onvoldoende, gegeven de toenemende kwetsbaarheid van mensen in stadsbuurten én verlangens van mensen zelf. Ook in een grote stad als Amsterdam wensen mensen van hun buren meer dan onverschilligheid en anonimiteit.

Lees verder op www.socialevraagstukken.nl