Gastblog: Iedereen is een strateeg

14 maart, 2019 - Webredactie

door Frans Soeterbroek >>

Recent kreeg ik de vraag om voor de gemeente Almere iets te vertellen over de rol van bewoners/burgers in het strategisch vermogen van de stad. Dat vond ik een fijne vraag omdat we eigenlijk nooit zo naar burgerparticipatie kijken. In mijn kruistocht tegen een vrijblijvende aanpak van participatie ben ik gaan stoeien met het concept van collectieve intelligentie of collectieve wijsheid. Het vermogen om kennis, betrokkenheid en probleemoplossend vermogen vanuit de samenleving aan te boren.  Dat komt wel in de buurt van het idee van strategisch vermogen en was ook de aanleiding om me hiervoor te vragen.
Ik heb een boekje dat ik ruim 20 jaar geleden met anderen schreef over het strategisch vermogen van Rijkswaterstaat eens uit de kast gepakt. Wat zou daar al in staan over de rol van burgers in het strategisch vermogen? De centrale thema’s uit die analyse zijn denk ik een interessante kapstok voor dit vraagstuk. Het gaat achtereenvolgens om ‘de antenne voor zwakke signalen voor verandering’, ‘het organiseren van tegendraadsheid ten opzichte van je eigen (verkokerde) logica’, ‘een groot en divers reservoir aan kennis tot je beschikking hebben’ en ‘intensief strategisch grensverkeer tussen de overheidsorganisaties, politiek en samenleving’.  Ik zal hieronder die vier thema’s koppelen aan de rol van burgers.

Over antennes, gedeelde betekenisgeving en strategie in actie
Die antennemetafoor gaat er van uit dat je de signalen van en voor verandering als overheid moet zien op te vangen en om moet zetten in beleid, planvorming en acties. Anders loop je achter de feiten aan en raak je de burger uiteindelijk kwijt. De invulling die dit doorgaans krijgt in de richting van burgers: ‘ophalen wat er leeft’ via onderzoeken, klankbordgroepen, creatieve sessies en inloopavonden.

Daar zitten 3 grote denkfouten in. Allereerst is het ophalen nooit een pure vorm van opvangen wat er in de samenleving aan de hand is. Integendeel, er is altijd sprake van ‘wat je er in stopt krijg je er uit’ door de manier van vraagstellen en methode van werken. En zeker ook door het proces van sociale besmetting waardoor dezelfde modieuze thema’s overal rondzingen en opduiken. Juist de zwakke signalen die grote veranderingen aankondigen haal je er zo niet is. Dat is ook waarom er vaak zo’n mengeling van geruststelling en teleurstelling is over de oogst die  wordt opgehaald : dat wisten we eigenlijk al!
Ten tweede is er bij strategievorming zelden sprake van objectieve noodzaak iets te doen maar gaat het om interpretatie en selectie van wat relevante signalen zijn. Het gaat om een proces van gedeelde betekenisgeving, in feite een politiek/maatschappelijk proces. Daarom is dat ophalen ook zo’n foute metafoor want het miskent de noodzaak om samen tot een werkbaar beeld van de werkelijkheid en van de bijbehorende strategie te komen. Daarvoor moet je ook samen op onderzoek uit (‘joint fact finding’ noemen ze dat in de wetenschap) en heb je dialoog nodig. Dat lukt dus niet als je als overheid de meningen en ideeën van bewoners gaat ophalen maar wel als je er mee samenwerkt en samenleeft.
En ten derde: het ophalen past bij een vrij achterhaalde visie op strategievorming. Namelijk die van onderzoeken => formuleren van beleid => uitvoeren van beleid. In het denken over strategie is niet ten onrechte de school van ‘emergente strategie’ of ’strategie in actie’ al enige decennia de dominante manier van denken. Die komt er op neer dat strategie niet vooraf gaat aan acties maar er mee vervlochten is. De wereld is te complex en turbulent om dat keurig uit elkaar te halen en achter elkaar te zetten. Dan tellen de korte lijnen tussen overheid en burger enorm want de ruis en het tijdsverlies tussen ophalen, strategievorming en actie is funest. Kortom drie argumenten om geen antenne in de vorm van onderzoek en ‘ophalen’ tussen overheid en samenleving te plaatsen maar om die antenne samen te maken. Dus hou op met allerlei onderzoekers en externe begeleiders tussen jou (overheid) en hen (de burger) te zetten maar nestel je in de samenleving en maak samen een nieuwe werkelijkheid.

Over tegenkrachten, onbevangenheid en strategische reservoirs
Het is makkelijk en snel gezegd en ik hoor het vaak binnen de overheid: je moet zorgen dat er mensen zijn die je scherp houden en tegen de heersende trend ingaan. Mijn eigen ervaring is dat de overheid daar slecht in is. Alles is er op gericht om wat fricties en gedoe kan geven te dempen en iedereen die het de overheidslogica en de politieke consensus lastig maakt worden vooral genegeerd of ongevaarlijk gemaakt. Onvrede waar men niet omheen kan (zoals de tweedeling, onbetaalbare woningen, afwentelen klimaatkosten op de burger, de afstand overheid- burger) wordt zo snel mogelijk omgezet in verzachtende maatregelen. Het leidt echter zelden tot een diepgaande reflectie op de onderliggende systemen die dit veroorzaakt of tot het mobiliseren van de samenleving om dit aan te pakken.

Misschien helpt het om het niet steeds over tegenkrachten te hebben maar over de kracht van onbevangenheid. Mensen die niet besmet zijn met de logica van de systeemwereld en via ‘domme’ vragen en naïef optimisme vaak precies de vinger op de zeker plek leggen. Het is me opgevallen dat bij alle voorbeelden die ik ken van succesvolle burgerinitiatieven de betrokkenen vaak achteraf zeggen dat het succes vooral te danken is aan hun (aanvankelijke) onwetendheid over die systeemwereld. Onbevangenheid is dus een grote strategische kwaliteit die beter benut kan worden maar helaas botst op het idee dat strategisch vermogen een bijzondere expertise vergt.

Ik merk sowieso dat er nog altijd meer ontzag bij onze overheid is voor experts van buiten dan voor de eigen bevolking. Liever ‘inspirerende en losmakende verhalen’ en ‘frisse dwarsdenkers’ van ver weg halen dan het omhelzen van de schurende en onbevangen inbreng van bewoners. Dat maakt het denken over de noodzakelijke tegengeluiden te vrijblijvend en in essentie ook ondemocratisch. Hier zijn een paar dingen nodig om dit echt anders te doen. Allereerst de lef om het schurende verhaal en de onbevangen blik in de samenleving op te zoeken in plaats van er van weg te lopen. Vervolgens zorgen dat er een veelstemmig gesprek ontstaat waarbij de burger niet als aparte categorie wordt behandeld los van marktpartijen, deskundigen, belangengroepen en bestuurlijke partners.

Dat brengt me op het het concept van het bouwen aan een groot strategisch reservoir. De essentie daarvan is vooral dat je vele vormen van kennis, betrokkenheid en belangen met elkaar dingen laat onderzoeken, bespreken en bedenken. Met alleen maar bewonersinbreng heb je geen strategisch reservoir maar slechts een burgerparticipatievijver. Ieder zijn eigen proces is dodelijk voor strategievorming. Een strateeg die de verschillende werelden niet weet te verbinden maar ze alleen gebruikt als voeding voor zijn eigen slimheid doet zijn werk niet goed.

Over de strategische tussenruimte in het publieke domein
Het strategisch grensverkeer tussen samenleving, politiek en overheidsorganisatie is niet bepaald vanzelfsprekend. We zijn er allemaal in getraind om de piketpalen te benoemen tussen die 3 sferen: wat doet de politiek, wat is voor de overheidsorganisatie en wat kunnen ze ‘overlaten’ aan de samenleving? In mijn beeld vormen deze 3 sferen tezamen de publieke zaak en hebben ze elkaar hard nodig. Dus geen technocratische en bedrijfsmatige blik op strategievorming (‘mijn functie binnen de organisatie’) maar een dienstbare en activerende rol in het publieke domein. Strategen in overheidsdienst moeten het juist tot hun kerntaak rekenen om die werelden elkaar te laten versterken. Eigenlijk zou je strategische functies in een soort tussenruimte tussen die drie sferen moeten plaatsen.

Een spannend experiment daarmee is dat van stadslabs als vrije ruimte waarin die sferen elkaar kunnen ontmoeten. Pijnlijk is echter wel dat van de 50 stadslabs die met dat oogmerk de afgelopen jaren met steun van het Stimuleringsfonds voor de Creatieve Industrie zijn opgezet er 49 functioneren zonder actieve betrokkenheid van de gemeente. Voor mij het bewijs dat overheden slecht in staat zijn om die tussenruimten op te zoeken als ze niet vanuit hun eigen logica en instrumenten voortkomen.

In Utrecht hadden we een vergelijkbare ervaring. Het stadsinitiatief dat we zijn gestart vanuit de Utrechtse Ruimtemakers om ons in een aantal gebieden actief te bemoeien met de gebiedsontwikkeling leidde vooral tot moeizame discussies over ieders rol. We zijn er niet in geslaagd de gemeentelijke organisatie te verleiden tot het bouwen van zo’n nieuwe tussenruimte en werden feitelijk gedoogd zonder dat de gemeente de eigen werkwijze aanpaste. Op grond van die ervaring hebben we adviezen opgesteld waarin we ook een actievere betrokkenheid van de politiek in de gebieden bepleiten.

Een bemoedigender voorbeeld vond in recent in Groningen in de wijk Selwerd. Daar is mede op initiatief van de gemeente een wijkbedrijf opgericht die op een mooie manier die tussenfunctie vervult. Recent is een gebiedsregisseur aangesteld, niet bij de gemeente maar bij het wijkbedrijf en je ziet gelijk dat deze ook door bewoners en andere partners van de gemeente wordt beschouwd als hun eigen wijkregisseur.

Ander voorbeeld : bij het spectaculaire burgerinitiatief Holwerd aan Zee is 1 van de 4 initiatiefnemers een ambtenaar van de gemeente. Niet in zijn vrije tijd maar gewoon in zijn werkrol. Ik heb eigenlijk nog nooit iemand horen zeggen dat dit raar is. Feitelijk vormt het initiatief ook zo’n tussenruimte tussen de verschillende sferen. Het kan dus wel, zo’n vrije tussenruimte maken en hopelijk nemen veel gemeenten hier een voorbeeld aan.

Ik zie beide benaderingen (strategievorming als overheidstaak en strategievorming in de ruimte tussen politiek, overheidsorganisatie en samenleving) als communicerende vaten. Hoe meer de overheid strategievorming beschouwd als iets interns en afschermt van politiek en samenleving hoe groter de druk zal worden om alternatieven voor deze praktijk te creëren onder noemers als stadslabs, wijkbedrijf, co-creatie en democratische vernieuwing. Dan zal via die weg de strategische functie wordt gedistribueerd en gedemocratiseerd en maken strategen die zich terugtrekken op hun expertrol zichzelf overbodig.

Vernieuwing van de strategische functie in het publieke domein
Waar leiden deze bespiegelingen toe? Allereerst tot het inzicht dat zowel de kwaliteit van de strategievorming als de kwaliteit van de democratie te lijden hebben van een statische visie op strategievorming waarbij de expert signalen uit de samenleving ophaalt en vervolgens omzet in beleid. Deze technocratische invulling van de strateeg als expert waar alle lijnen samenkomen is ook een van de redenen waarom het chagrijn over de geringe betekenis van burgerparticipatie zo hardnekkig is. De onbevangenheid van burgerinitiatief en de maatschappelijke tegendruk worden ten onrechte niet of nauwelijks gedefinieerd als onderdeel van het strategisch vermogen. Voor mij staat als een paal boven water dat de burgers van dit land onmisbaar onderdeel zijn van het strategisch reservoir voor de publieke zaak. We moeten afleren om een harde knip te maken tussen overheid en samenleving maar juist nieuwe tussenruimten vinden voor wat ik strategisch grensverkeer en collectieve intelligentie heb genoemd.

Steden die zich voor laten staan op democratische vernieuwing en ‘samen stad maken’ kunnen er dan ook niet omheen hun strategiefuncties te vernieuwen naar iets dat recht doet aan benaderingen als ‘strategie in actie’, ‘de samenleving als strategisch reservoir’, ‘het publieke domein als strategische tussenruimte’ en ‘strategievorming als collectieve intelligentie’. Geef dus binnen de overheid alleen mensen een kaartje waarop strateeg staat als ze deze manier van denken en werken in de vingers hebben of proberen te krijgen.  Of nog beter, laten we uitgaan van de ultieme consequentie van collectieve intelligentie: iedereen is een strateeg!

Dit blog verscheen eerder op de eigen website van Frans Soeterbroek: www.deruimtemaker.nl

Frans Soeterbroek
Zelfstandig adviseur, onderzoeker en procesmanager