Gebiedsgericht werken is ‘onmisbaar overbodig’

10 maart, 2019 - Webredactie

door Han van Geel >>

Een ‘Gouden Kooi’
In mijn werkomgeving bevond het gebiedsgericht werken zich rond 2009 ook in zo’n Gouden Kooi. De systematiek van de Deventer Wijkaanpak werd consequent toegepast. Wijkregisseurs waren bedreven geraakt in het compenseren van het tekort aan procesbekwaamheid bij vak-ambtenaren. We bemiddelden tussen systeem- en leefwereld en speelden voor boodschappenjongens en -meisjes tussen ‘binnen’ en ‘buiten’.

Als binnen de organisatie geluiden opgingen dat de systematiek sleets raakte en modernisering van de ambtelijke organisatie tegenhield, werd dat door wijkregisseurs gepareerd met de opmerking, dat ‘de dagelijkse praktijk bewees dat de organisatie nog niet toe was aan afschaffen’. En daar leek weinig tegen in te brengen

Van het ‘kind en het badwater’
In 2009 maakte de organisatie de moedige keuze om de lijvige nota Wijkaanpak 1994 te vervangen door de vier pagina`s tellende notitie ‘Vernieuwing van het wijkgericht werken’. Zonder het kind met het badwater weg te gooien, werden wijkregisseurs bevrijd uit hun ‘Gouden Kooi’. De wijkregisseur nam niet langer procesverantwoordelijkheid over van vakambtenaren, maar ging ze daar in ondersteunen. De wijkregisseurs werden in plaats van bemiddelaar tussen systeem- en leefwereld, verbinder daarvan. Tenslotte gingen ze de samenwerking tussen ‘binnen- en buiten’ faciliteren in plaats van boodschappen over te brengen.

De nieuwe positie, domein en rol van het gebiedsgericht werken, stimuleerden de organisatie. Vakambtenaren gingen investeren in procesbekwaamheid, de professional werd aangemoedigd tot zelfstandigheid en het productieconcept verschoof naar ‘productie in partnerschap’. Daarmee is niet een excellente, foutloze organisatie ontstaan en we zijn er nog niet. Maar wat mij betreft veel interessanter: er is een veelbelovende ontwikkeling in gang gezet.

Onmisbaar overbodig
In de nieuwe verhouding tussen het gebiedsgericht werken en de ambtelijke organisatie, werd het gebiedsgericht werken ‘onmisbaar overbodig’. Overbodig, voor zover de reguliere organisatie zelf procesverantwoordelijkheid kan nemen. Onmisbaar, voor zover voor ‘productie en partnerschap’ continue toerusting van de reguliere organisatie op processen noodzakelijk is.

Onder het motto ‘onmisbaar overbodig’ lijkt de wederzijdse relevantie tussen gebiedsgericht werken en de ambtelijke organisatie te zijn toegenomen. Gebiedsgericht werken kan zich niet langer permitteren om de ‘buitenstaander binnen’ te zijn. En de organisatie verbindt zich steeds intrinsieker aan ‘productie in partnerschap’.

‘Behaaglijk onvrij’ of ‘vrij onbehaaglijk’?
Maar hoe zit dat verderop in het land? In hoeverre wordt het gebiedsgericht werken door ambtenaren en bestuurders gewaardeerd? Ondervangt het de tekortkomingen van de ambtelijke praktijk effectief? In hoeverre wordt het gebiedsgericht werken gewaardeerd vanuit het besef dat het ‘onmisbaar overbodig’ is voor een effectieve lokale overheid?

En, van de andere kant, in hoeverre zijn gebiedsgerichte werkers zelf medeplichtig aan een versleten invulling van positie, domein en rol, die versleten praktijken in stand houdt? Hoeveel gebiedsregisseurs compenseren het tekort aan procesbekwaamheid bij hun collega’s in plaats van dat ze hen er op toerusten? Hoeveel gebiedsregisseurs bemiddelen tussen systeem- en leefwereld in plaats van dat ze beide verbinden? En hoeveel gebiedsgerichte werkers spelen dagelijks voor boodschappenmeisje- of jongen in plaats van dat ze samenwerking faciliteren?

Ik gun lokale ambtenaren, bestuurders en de beroepspraktijk van wijkambtenaren een bevrijding uit ‘Gouden kooien’.

Han van Geel
Bestuurslid LPB, Wijkregisseur gemeente Zutphen

Tip: Ga 12 april in gesprek met Han van Geel. Check het in de LPB Agenda.